Op 't bankje

Algemeen

Het is donker en koud. De kerstverlichting die je overal in huizen en tuinen ziet straalt wat warmte uit, maar verder is het somber. Voorbijgangers lopen met opgestoken kragen snel voorbij, zonder mij een blik waardig te gunnen. De donkere dagen voor Kerstmis hebben iets mysterieus. Mensen op straat lijken schimmen. Iedereen wil snel naar huis, want daar is het warm en zijn de lichtjes. Ik vraag me kleumend af wat ik op het bankje doe. Ga toch lekker naar huis, denk ik. Net als ik dat ook wil gaan doen zie ik twee donkere gestalten wat sjokkend op me afkomen. Het blijken een man en een vrouw te zijn. Ze zien er wat sjofel gekleed uit. Bij het bankje zorgt de man er heel attent voor dat de vrouw goed kan zitten. Ze kijkt wat verloren, maar tevreden voor zich uit en gaat dicht tegen de man aanzitten. Hij kijkt er vertederd naar. 'Zit je goed zo', vraagt hij. Ze kijkt de man met een tevreden glimlach aan. Pas wanneer de man het idee heeft dat alles naar wens van de vrouw is wendt hij zich tot mij. 'Mijn vrouw dementeert en kan maar weinig opnemen van wat er in haar omgeving gebeurt. Bij mij voelt ze zich veilig.' De vrouw lijkt nog wat dichter tegen haar man aan te kruipen. 'Het is nu bijna Kerstmis en ik heb haar beloofd dat we naar de verlichting gaan kijken. Vanaf dit bankje zie je heel goed de verlichte bomen in de tuinen en ook de lampjes in de huizen. Daar geniet ze heel erg van', vertelt de man. Hij zwijgt en kijkt af en toe zorgzaam naar zijn vrouw. Uit haar blik kun je niet opmaken of ze geniet, of gewoon voor zich uitkijkt. De man weet het wel. 'Ellie geniet nu echt van de kerstverlichting', zegt hij. De vrouw kijkt hem met een lichte glimlach liefdevol aan. Het stemt de man tevreden en hij knijpt in haar hand. Ze lijkt erg te genieten van de omgeving. Het is een heel vreedzaam gezicht. 'Het valt niet altijd mee, maar met wat hulp redden we het samen wel. Zolang ik het aankan wil ik haar blijven verzorgen, maar ik kan haar geen moment alleen laten. Gelukkig kan ze regelmatig naar de dagopvang en kan ik nog wat voor mezelf doen. Boodschappen doen we meestal samen, maar dan moet ik goed oppassen dat ze niet van alles in het karretje stopt.' De man kijkt weer zwijgend voor zich uit. Op de straat bij het bankje lopen af en toe mensen voorbij. Sommigen dragen een groot kerstpakket, anderen sjouwen met zware tassen of slepen een kerstboom voort. Soms kijken ze meewarig naar die drie rare mensen die met dit weer zo nodig op het bankje moeten gaan zitten. 'Doet u ook nog wat met Kerstmis', vraag ik de serene stilte doorbrekend. Ik voel direct dat het een onbescheiden vraag is. Waar bemoei ik me mee. Maar de man vindt het kennelijk helemaal niet erg. Ik denk zelfs dat hij het fijn vindt om over zijn situatie te praten. 'Nee, niets speciaals. Voor ons is het een dag als alle anderen. Ach, eten is tegenwoordig geen probleem meer en meestal zijn er mooie programma's op de televisie. Onze dochter is met man en kinderen naar hun huis in Frankrijk. Tot een paar jaar geleden gingen wij ook mee, maar dat gaat niet meer.' De vrouw zegt helemaal niets, maar lijkt het wel naar haar zin te hebben. Als het heel licht begint te sneeuwen wordt het tijd om op te stappen. 'Kom meisje, we gaan naar huis', zegt hij met een lieve stem. Ze staan op en lopen langzaam de duisternis in.

Maerten (2007)