In de prachtige OLV-Kerk werd Bachs Matthäus-Passion toegewijd uitgevoerd door het Dudok-ensemble.
In de prachtige OLV-Kerk werd Bachs Matthäus-Passion toegewijd uitgevoerd door het Dudok-ensemble. (foto Frans Poot)

Welluidende Mattheüs raakt het hart niet

Algemeen

Jaarlijks op Palmzondag voert het Dudok-ensemble in de OLV-Kerk in Bilthoven Bachs Matthäus-Passion uit. Zo’n 80 amateurs en semi-professionals uit Bilthoven en omstreken, versterkt door slechts enkele professionele musici. In maar vier repetities bouwen ze Bachs verklanking van het lijdensverhaal van Christus elk jaar weer op.Niet eerder klonk het Dudok-ensemble zo vol en zuiver als afgelopen zondagmiddag.

Wie de Mattheüspassie gaat bezoeken, bereidt zich voor op het tergend slepende ritme van het openingskoor, telkens een toon hoger, dat de kruisgang van de Verlosser verbeeldt, de lijdensweg die eindigt op de berg van Golgotha, de ‘Schedelplaats’. Gecomponeerd in e-mineur, de toonsoort van het ‘ene Kruis’, en in 12/8-maat, om de twaalf discipelen te eren.

Met al die symboliek had de nieuwe dirigent van het Dudok-ensemble, Edward Caswell, niets te schaften. Hij dirigeerde met onbegrijpelijke afstandelijkheid, bijna met koele desinteresse, de uitstekend zingende koren in een overhaast, bijna frivool tempo de berg op, waardoor elke dramatiek en importantie bij voorbaat al uit de uitvoering wegebden. Zijn dirigaat is helder wat de tempi en maatsoort betreft, maar de grote emoties waar dit werk van doordrongen is, zijn in zijn slag niet leesbaar, en komen daardoor ook niet over op musici en publiek. Hoe anders was dat nog enkele jaren geleden, toen de oprichter van het ensemble Johan Rooze zorgde voor een uitvoering waar ontroering, betrokkenheid en passie de sleutelwoorden waren. 

Deze Mattheüs, die weliswaar beter klonk dan ooit, was inhoudelijk leger dan vroeger. Een geweldig zingende Thiemo Wang (Christus) kreeg nauwelijks de kans zijn belangrijke boodschap voor de mens en de wereld te verkondigen, gevangen in het keurslijf van de vierkwartsmaat van de dirigent. De andere zangers waren van wisselende kwaliteit. Sopraan Cressida Sharp was, net als vorige jaren, helder en zuiver. Ook alt Nicola Wemyss overtuigde, onder andere door intonatieproblemen, niet geheel.

De mannen brachten het er beter vanaf. Naast de al genoemde Thiemo Wang zong ook Nathan Vale (Evangelist) expressief en hij schilderde Christus’ verraad, kruisiging en sterven emotioneel, met bijna overslaande stem van emotie. Ook de bas Sam Carl vertolkte zijn aria’s vol vuur, een zeer welkome uitzondering, maar met zijn heerlijke, omvangrijke en bijna woedende Wotan-achtige geluid een vreemde eend in de bijt. Tenor Bekir Serbest vertolkte de aria’s met verve.

Koor en orkest leken echter muzikaal gegroeid te zijn sinds vorig jaar, en zij waren de grote helden van deze Mattheüs: de inzet en gedrevenheid van het koor waren voelbaar, de koralen, maar ook de grote slotkoren waren zuiver, spatgelijk, homogeen en breeduit en warm gezongen, maar waren helaas vaak ook eentonig en voorspelbaar, zonder echte tekstexpressie. Zeker de volkskoren misten karakter. De vele orkestsolo’s waren meer dan uitstekend en op het professionele af. 

Maar in een Matthäus-Passion is het de dirigent die de diepgang, de graviteit en het belang van de handeling, het lijden en sterven van Christus, bepaalt en onderstreept. Een afstandelijke, laat-maar-waaien-houding is daar het tegenovergestelde van. Velen zullen een prachtige middag hebben beleefd, zoals aan het lange applaus en zelfs het (volledig ongepaste) gejoel te horen was, maar de kenners denken met weemoed terug aan die prachtige traditie van weleer, waarin musici en toehoorders, doordrenkt van zoveel verraad, leed en zelfopoffering, muisstil huiswaarts toogden, de eenzaamheid van de Stille Week tegemoet tredend.         (Peter Schlamilch)