Afbeelding

Op ’t bankje

Algemeen

Het meisje en de jongen en die bij me komen zitten zijn druk bezig de spreekbeurten voor te bereiden die ze op school moeten gaan houden. Roos en Daan zitten in groep 8 en de spreekbeurt moet over gezond koken gaan. Als ze in de gaten hebben dat ik hun gesprek volg word ik er ook bij betrokken. ‘Wij hebben allebei een ander onderwerp. Daan gaat een verhaal over hutspot houden en ik over vegetarisch koken. Daan vroeg of ik met hem meeging naar zijn oma, want die zou hem alles over hutspot vertellen en dat tegelijk ook maken. Nou en het was hartstikke lekker. We hebben echt gesmuld’, zegt het meisje. ‘Zijn oma is schooljuf geweest en kon alles heel goed uitleggen.’ Daan kijkt er heel trots bij en heel enthousiast wat zijn oma hem over hutspot heeft verteld en wat hij in zijn spreekbeurt gaat vertellen. ‘Hutspot bestaat al heel lang, alleen werd het vroeger op een hele andere manier klaargemaakt. Oma heeft ons het verhaal van Leidens Ontzet verteld. Dat was op 3 oktober 1574, toen de Spanjaarden de stad vier maanden omsingeld hadden. De Watergeuzen hebben de stad bevrijd en brachten haring met wittebrood en hutspot mee. De mensen in Leiden waren uitgehongerd en kregen eindelijk te eten. Nog steeds vieren ze in Leiden feest op 3 oktober en dan eten ze haring, wittebrood en hutspot.’ Roos vond dat de oma van Daan erg mooi kon vertellen. ‘De hutspot was in die tijd wel heel anders dan nu. Aardappelen waren hier nog niet’, gaat Daan verder. ‘Die komen oorspronkelijk uit Zuid-Amerika en werden hier pas een paar honderd jaar later verbouwd.’ Ik vraag Daan hoe de hutspot in Leiden er dan uitzag. ‘Oma heeft een boekje en daar staat in dat het stamppot was van pastinaken, fijngestampte wortelen, vlees en uien. De pastinaken zijn later vervangen door aardappelen. Het is nu echte winterkost.’ Ik wil wel van hem weten wat pastinaken zijn. ‘Het zijn een soort witte wortels en ze hebben een anijssmaak’, zegt Daan. Ik vraag Roos hoe zij haar spreekbeurt gaat voorbereiden. Ze gaat er even goed voor zitten. ‘Ik ga het dus over vegetarisch koken hebben. Zelf ben ik geen vegetariër, maar mijn tante wel en die gaat morgen een gerecht voor ons maken, want Daan gaat dan ook met mij mee. Ik ga een interview met mijn tante houden en daar maak ik een verhaal van voor mijn spreekbeurt. Een titel heb ik er al voor. Ik noem het gewoon: Mijn vegetarische tante Alie. De vragen heb ik al bij mekaar gezocht.’ Ze pakt een schrift uit haar tas en begint voor te lezen wat ze zal vragen. Wanneer ben je vegetariër geworden en waarom. Was het moeilijk in het begin. Zijn er veel mensen die geen vlees eten. Waar haal je de recepten vandaan. Als je uit eten gaat kun je dan ook vegetarische gerechten krijgen.’ Ze kijkt me even aan alsof ze zeggen wil, zijn dat geen goede vragen. Ik zeg dat ik het heel knap van haar vind en dat haar tante vast mooie antwoorden zal geven. ‘Ik ben wel benieuwd wat ze voor ons gaat koken. Mijn moeder zegt dat tante Alie misschien wel vegetariër is geworden omdat mijn nichtje geen vlees wilde eten. Ze hebben allebei huisdieren en misschien willen ze daarom geen vlees eten.’ Daan vindt het allemaal prima, maar zou het wel jammer vinden als hij geen frikadellen en kroketten meer zou kunnen eten. Roos stelt hem gerust. ‘Die heb je ook vegetarisch, hoor.’ Ik wens ze succes met hun spreekbeurten.

Maerten