Afbeelding

Op ‘t bankje

Algemeen

De man en vrouw op het bankje kijken zwijgend wat treurig voor zich uit. Er moet iets gebeurd zijn wat ze verdrietig maakt. Ik doe maar net of ik er geen erg in heb, want wat moet je in zo’n geval. Vragen wat er aan de hand is durf ik niet en zomaar opstappen vind ik ook niet gepast. Toch maakt het me zoals altijd weer nieuwsgierig. Misschien is er een sterfgeval in de familie, of hebben ze pas iets vervelends gehoord of beleefd. Allerlei mogelijkheden schieten door mijn hoofd. Als er een vrouw met een hond langs komt zie je ze opveren. Ze kijken elkaar aan en in de ogen van de vrouw zie ik een traantje komen. ‘Zie je dat’, zegt ze tegen haar man naar de hond wijzend, ‘die snuffelt net als Bobby.’ De blik gaat niet meer van het dier af. Na een tijdje kijkt de man opeens mijn kant op. ‘Ja, we hebben na vijftien jaar onze hond moeten laten inslapen. Ach, het arme beest had zo’n pijn en we konden het niet meer aanzien. Maar we missen hem vreselijk. Hij begreep altijd alles direct en maakte het gewoon heel gezellig in huis. Nooit vervelend blaffen en met alles tevreden.’ Zijn vrouw snikt even licht en wrijft met een zakdoek haar ogen droog. Het echtpaar zit hand in hand om op die manier wat troost bij elkaar te vinden. ‘We zijn eigenlijk een beetje ons huis ontvlucht, want overal waar je loopt verwacht je Bobby. We hebben ook een kat en die is ook helemaal van streek. Ze konden heel goed met elkaar overweg en het is net of Tammie haar maatje steeds zoekt’, zegt de vrouw. ‘We willen wel weer graag een andere hond, maar het voelt net als verraad tegenover Bobby. Onzin natuurlijk. Nee, ik had nooit gedacht dat het me zo zou aangrijpen.’ De man steekt een sigaret op. ‘Ik was er eigenlijk van af, maar nu neem ik weer af en toe een sigaretje. Ik hoop niet dat u er last van hebt.’ Ik lach maar een beetje. In de open lucht heb je daar niet zoveel hinder van, maar ik heb eigenlijk liever geen sigarettenrook in de buitenlucht. ‘Wat was het voor een hond’, vraag ik. ‘Het was geen rashond’, zegt de vrouw. ‘’We hebben hem genomen omdat de man waar hij van was in een verpleeghuis werd opgenomen. Bobby was toen een jaar of twee. Die man is kort daarna overleden, maar we hebben er nooit spijt van gehad dat we hem genomen hebben.’ Weer kijken ze treurig voor zich uit. Ik kan me voorstellen dat het ritme van de twee mensen behoorlijk verstoord is, want Bobby werd natuurlijk ook iedere dag uitgelaten. De man vertelt dat het nog maar twee dagen geleden is. ‘We durven het niet eens tegen onze kleindochter te zeggen. Ze is negen en was altijd met Bobby aan het dollen. Hij was een echte lobbes en vond alles goed. Als ze het hoort is ze dagen van slag. Ze is sowieso helemaal gek van dieren. Daarom is ze ook vegetarisch gaan eten.’ Je kan merken dat hun bezoek aan het bankje een compensatie is van het hond uitlaten. De hondenbezitters die voorbijkomen kennen ze bijna allemaal, net als de naam van hun hond. Aan sommigen wordt het verhaal over Bobby verteld en dan komen de traantjes weer tevoorschijn. De hond uitlaten is natuurlijk ook een sociaal gebeuren. Na enige tijd besluiten ze toch maar weer naar huis te gaan, want de kat heeft nu ook wat extra aandacht nodig.

Maerten