Yvonne Groeneveld noemt 4 mei, 15 augustus en de Holocaust Herdenking op 27 januari heel belangrijk. ‘We moeten zorgen dat het niet weer gaat gebeuren.’
Yvonne Groeneveld noemt 4 mei, 15 augustus en de Holocaust Herdenking op 27 januari heel belangrijk. ‘We moeten zorgen dat het niet weer gaat gebeuren.’

Yvonne Groeneveld laat in theater Indisch verleden herleven

Algemeen

door Guus Geebel

In de aanloop naar de herdenking van de Japanse capitulatie op 15 augustus vertelt theatermaker en tekstschrijver Yvonne Groeneveld over de invloed die de Japanse oorlog in Azië op haar leven heeft gehad. Zij werd in 1941 in Malang op Java geboren en was te jong om zich bewust de wreedheden van de Japanners en de ontberingen in het interneringskamp te herinneren. Zij bewaart nog wel herinneringen aan de laatste fase van die oorlog. 

Yvonne was negen maanden toen Japan Nederlands-Indië binnenviel. Haar vader was een Rotterdammer die in de crisisjaren ’30 op 32-jarige leeftijd naar Nederlands-Indië gegaan was om daar in het leger te gaan, het KNIL. Nadat Nederland capituleerde werd hij geïnterneerd en als krijgsgevangene daarna ingezet bij de aanleg van de beruchte Birma-spoorlijn. Tijdens de aanleg stierven per dag gemiddeld 75 gevangenen. De aanleg van de spoorweg kostte 2782 Nederlanders het leven. ‘Mijn vader overleefde de verschrikkingen maar is er altijd over blijven zwijgen.’ Yvonne en haar moeder werden geïnterneerd. Haar eerste levensjaren bracht Yvonne door achter prikkeldraad. Ze groeide op met vrouwen en kleine kinderen. Haar vader zag ze voor het eerst weer in 1945. Dat Yvonne haar vader de eerste vier jaar van haar leven niet heeft gekend heeft een stempel op hun relatie gedrukt. 

Terug
‘Na de capitulatie van Japan moest mijn vader in 1947 als KNIL-militair weer dienstdoen tijdens de politionele acties. Voor mijn moeder en mij was het in die tijd te gevaarlijk om in Indië te blijven en weer namen we afscheid van mijn vader en gingen met de boot naar Nederland. Mijn moeder was Indisch en was nooit eerder in Nederland geweest. Ze kende het land niet, vond het maar niets en had het koud.’ Yvonne had als jong meisje een andere ervaring. ‘We waren gehuisvest in pensions. Na twee jaar gingen we weer terug naar Indië. Ik was net gewend in Nederland, zat op de lagere school en had het naar mijn zin. Daarom vond ik de terugkeer naar mijn geboorteland moeilijk. Nu moest ik weer wennen aan vreemde kinderen en de manier van lesgeven. Na negen maanden gingen mijn moeder en ik weer terug en een jaar later, na de soevereiniteitsoverdracht, kwam ook mijn vader naar Nederland.’

Herinneringen
Van het eind van de Japanse bezetting heeft Yvonne nog veel herinneringen. Zo herinnert ze zich dat haar moeder in een kastje een kruisbeeld en een foto van haar vader had waar ze in de middag voor zat te bidden. ‘Ik wist dat ik haar dan niet moest storen.’ Ook herinnert ze zich fijngemaakte eierschalen die je moest eten tegen kalkgebrek en larongs (vliegende mieren) die gevangen werden om gebakken te worden. ‘We moesten in een groot gebouw ontluisd worden met petroleum en de geur daarvan hing in het hele gebouw. Ik weet nog dat we voor eten in een hele lange rij moesten staan bij de keuken. We kregen een keer een ei dat was zo zeldzaam dat ik het koesterde. Ik hield het achter op mijn rug en als er andere kinderen waren liet ik ze raden wat ik in mijn hand had. Ik heb niet het gevoel dat ik echt honger heb geleden, maar je wist ook niet hoe het beter kon.’

Cabaret
Omdat haar vader militair was werd hij in Nederland regelmatig overgeplaatst waardoor het gezin in totaal in zeven pensions heeft gewoond in steeds in andere plaatsen. ‘Je leert je daardoor wel aanpassen. Toen we in 1949 voorgoed teruggekeerd waren zou ik naar de vierde klas gaan, maar ik werd teruggezet naar de derde omdat het onderwijs in Indië niet aansloot bij dat van hier. Toen ik dertien was kregen we voor het eerst een eigen woning, een flat in Zuilen. Yvonne werd kleuterleidster en heeft pedagogiek gestudeerd. Ze heeft altijd cabaret gedaan. ‘Eerst tien jaar bij Hennie Oliemuller, daarna ook tien jaar bij Herman Berkien.’ In 1975 is zij voor zichzelf begonnen. ‘Eerst huurde ik het Schillertheater en in 1978 werd ik eigenaar van het Werftheater aan Oudegracht in Utrecht. Zo kreeg ik een eigen podium en al heel gauw kwamen er artiesten bij mij. Ik heb nu een volle programmering en heb het heel druk.’

Indisch
‘In mijn eerste jaren hier was ik niet zo bezig met het Indisch zijn. Mijn cabaretvoorstellingen waren wat Hollandser gericht.’ Sinds 2012, het jaar dat haar moeder op 98-jarige leeftijd overleed, voert Yvonne Indische programma’s op waarvoor zij mensen uitnodigt met een Indische achtergrond of mensen die deze cultuur een warm hart toedragen. ‘Als theatermaker kun je veel kwijt van wat je bezighoudt.’ Ze maakte twee programma’s met de titel: ‘As met een Indisch verleden’. Op 18 september aanstaande treedt zij weer op als tante Eus, genoemd naar Eugenie, de naam van haar moeder. ‘Vlak voor haar overlijden had ik al het idee om Indische programma’s te maken op een cabareteske manier, vooral relativeren. Ik ben toen in haar verleden gedoken en ik speel nog steeds mijn toneelstuk Njonja Manis (lieve vrouw). Het gaat over mijn jeugdherinneringen en dat ik in Nederland heel erg moest wennen aan de cultuurverschillen.’

Vervreemding
‘Het aardige van theater maken is dat het bijna therapeutisch is.’ Ze raadt iedereen die ergens mee zit, het van zich af te schrijven. ‘Ik kan dat in mijn toneelstukken zo goed doen.’ Ze wordt daarbij geregisseerd door haar dochter Daphne de Bruin die ook theatermaker is en de toneelschool in Amsterdam gedaan heeft. ‘Ik ben nog steeds een kind met een Indisch verleden en dat uit zich in mijn voorstellingen. Met mijn optredens kan ik alles wat mij bezighoudt een plek geven. Veel mensen van de oudere generatie kunnen het niet kwijt. Daarom is de herdenking op 15 augustus zo belangrijk. Mijn moeder had net mijn vader weer ontmoet en moest weer terug omdat het te gevaarlijk was voor vrouwen en kinderen. Dan heb je je man net vier jaar moeten missen en ga naar Holland, dus weer afscheid nemen. Zo’n oorlog vervreemdt mensen van elkaar. Je bent jong, hebt allerlei idealen, leert elkaar net goed kennen en dan is daar zo’n oorlog. Je moet hoop houden om een oorlog te kunnen overleven.’