Altvioliste Annemarie Konijnenburg en pianist Carl van Reenen in de Woudkapel, waar de geest van Brahms heerste.
Altvioliste Annemarie Konijnenburg en pianist Carl van Reenen in de Woudkapel, waar de geest van Brahms heerste.

Brahms’ vervloekte jeugd

Algemeen

De Duitse componist Johannes Brahms (1833-1897), een van de grootste toondichters aller tijden, stond zonder veel vertrouwen in het leven, waar hij een ‘prachtige puinhoop’ van maakte. De chaos in zijn kop begon waarschijnlijk op zijn 13e: hij was al een fenomeen, maar met beperkte en naïeve ouders. Er was weinig geld, en de kleine Johannes moest piano spelen in ruige bars en bordelen, waar ‘nare dingen’ met de beeldschone jongeling gebeurden. De rest van zijn leven sprak hij erover, met woede en angst en soms met een felle trots, omdat hij het had overleefd. Hij zei dat deze ervaringen vrouwen voor hem hadden geruïneerd. Hij zei: ‘Men verwacht respect van een man die vervloekt is met een jeugd als de mijne.’

Brahms stond centraal in een prachtig concert, afgelopen zondagmiddag. De alt José Scholte, altvioliste Annemarie Konijnenburg en pianist Carl van Reenen brachten een programma van Brahms’ prachtige kamermuziek in een volgepakte Woudkapel. Konijnenburg vertolkte de prachtige altvioolsonate op. 120, gepassioneerd, zoals dat hoort bij de wanhopige muziek van de Hamburgse meester.

Op zijn 21e wordt Brahms bijna gek van zijn verliefdheid op de beroemde pianiste Clara Schumann, de vrouw van zijn beste vriend: ‘Ik kan niets anders doen dan aan je denken... Wat heb je me aangedaan?’ Als haar man, de beroemde componist Robert Schumann, die Brahms beroemd heeft gemaakt, na enkele jaren in een gekkenhuis sterft, en hun geluk voor het oprapen ligt, wijst Brahms haar hard, gemeen en bruusk af, waarop haar ziel ineenkrimpt. Clara zet hem op de trein, strompelt naar huis en schrijft: ‘Ik had het gevoel alsof ik terugkwam van een begrafenis.’ 

De rest van Brahms’ leven is een georganiseerde ‘chaos’, een puinhoop waarin hij Clara altijd probeert terug te winnen, en spijt had van zijn harteloosheid. Maar de echte puinhoop lag in Brahms zelf, in zijn relaties met vrouwen en met het emotionele leven in het algemeen. De chaos van emotie, geketend en ingetogen door een meedogenloos gevoel voor vorm en discipline: dat is Brahms’ grote kunst ten voeten uit.         (Peter Schlamilch)