Afbeelding

Op ’t bankje

Algemeen

Zonder wat te zeggen komt een jongen van een jaar of tien bij met op bankje zitten. Hij zakt onderuit en kijkt chagrijnig voor zich uit. ‘Wat kijk je boos’, zeg ik. Hij kijkt me een beetje zielig aan, of is het verdrietig dat kan natuurlijk ook, maar dan begint hij toch te praten. ‘Ik moet zo naar pianoles en daar heb ik helemaal geen zin in. Mijn vriendje Sven is jarig en ik mocht bij hem komen en het begint precies als ik naar les moet. Ze gaan naar de film en daarna naar McDonald’s en nou kan ik weer niet mee.’ De teleurstelling is duidelijk van het gezicht van de jongen af te lezen. Groot verdriet voor kleine mensen, denk ik. ‘Je hebt toch niet de hele middag pianoles’, zeg ik. ‘Nee, gelukkig niet, de les duurt een uur.‘ Hij kijkt op zijn horloge. ‘Nog een kwartier, dan moet ik bij haar zijn, en geen minuut te laat, want dan wordt ze kwaad.’ Het is te hopen dat zijn pianolerares hem weet te motiveren. De verjaardagspartijtjes zijn wel heel anders dan in mijn tijd zit ik te bedenken. Ik mocht op school snoep uitdelen en dat vond ik al een hele belevenis. Kinderpartijtjes met een film en uit eten bestonden nog niet. Ik herinner me nog wel een verjaardag van een buurjongen. Zijn moeder had een soort taartjes gemaakt van beschuit, vla en jam. Dat was iets bijzonders in die tijd en heel lekker. Als ik eraan denk proef ik het weer. De telefoon van de jongen laat opeens een riedeltje horen. Hij kijkt snel op het apparaat en komt plotseling tot leven. ‘Waar ben je nu’, hoor ik hem vragen. ‘Ja, ik hoor dat je in de auto zit, je valt af en toe weg. Ik heb helemaal geen zin in die pianoles, maar ik kan er niet onderuit.’ Hij zegt het op een toon die hoort bij iemand die de pest in heeft. Opeens zie ik hem opveren. ‘Wat, kan die me dan afhalen, wouw, ja dan sta ik klaar. Bij mij thuis hè, tot straks, doeiii.’ Naast me zit nu een vrolijk kijkende jongen die in niets meer lijkt op het lusteloze ventje van zo even. ‘De vader van Sven komt me na de pianoles ophalen en dan kan ik toch nog mee naar McDonald’s. Even m’n moeder bellen.’ Die heeft hij al gauw aan de telefoon. ‘Ik ga toch mee naar McDonald’s, Tim’s vader komt me ophalen’, hoor ik hem zeggen. ‘Bel jij oma dat ik niet kan komen want ik had gezegd dat ik na de pianoles bij haar zou komen. Goed mam’, hoor ik hem zeggen. Met een stralende blik kijkt hij me nu aan. ‘Joepieee’, roept hij uitgelaten terwijl hij zijn telefoon weer opbergt. ‘Kan ik gelukkig toch naar het feest en m’n moeder was ook blij want die hoeft nou niet voor mij te koken. Vorige keer toen m’n vriendje Abel jarig was kon ik ook al niet want toen moest ik hockeyen.’ Dan kijkt de jongen op zijn horloge en zegt gehaast: ‘Nou moet ik nog opschieten ook, anders ben ik te laat en dan wordt mevrouw de Koning weer kwaad. Waarom ben je zo laat, hebben jullie geen klok thuis’, imiteert hij de pianolerares. Hij stapt op, steekt joviaal z’n hand op en holt weg. Ik moet toch wel lachen om de situatie. Kinderen hebben het druk tegenwoordig en zijn overal bereikbaar. Je hoort vaak dat het vroeger allemaal veel rustiger was, maar kinderen van deze tijd zijn gewend aan hoe het nu is.

Maerten