Het afgetakte gedeelte van de Gezichtslaan, waaraan de hoofdingang van het sanatorium Berg en Bosch werd gesitueerd in 1933, werd op verzoek van veel dankbare patiënten in 1960 omgedoopt tot Professor Bronkhorstlaan, naar Professor dr. Willem Bronkhorstdie in april van dat jaar ovrleed..(foto uit de digitale verzameling van Rienk Miedema)
Het afgetakte gedeelte van de Gezichtslaan, waaraan de hoofdingang van het sanatorium Berg en Bosch werd gesitueerd in 1933, werd op verzoek van veel dankbare patiënten in 1960 omgedoopt tot Professor Bronkhorstlaan, naar Professor dr. Willem Bronkhorstdie in april van dat jaar ovrleed..(foto uit de digitale verzameling van Rienk Miedema)

De geschiedenis van het Sanatorium Berg en Bosch

Algemeen

Omstreeks 1915 stierven er in Nederland ongeveer 200 mensen per 100.000 inwoners aan de infectieziekte tuberculose, die sterk werd beïnvloed door economische en sociale omstandigheden. Met name bij de arbeidende klasse waren deze zeer slecht, waardoor daar ook de meeste slachtoffers vielen.

Dat was aanleiding voor het R.K. Werkliedenverbond om een vereniging ter bestrijding van de tuberculose in het leven te roepen: ‘Herwonnen Levenskracht’, waaraan vanaf 1920 de katholieke vakbondsleden een vaste bijdrage van 1 cent per lid per week betaalden. Met steun van het toenmalige Departement van Arbeid - in die jaren onder leiding van minister Aalberse - verrees in Apeldoorn een houten noodsanatorium met 225 bedden, dat op 28 juli 1920 officieel door hem werd geopend als Sanatorium Berg en Bosch (1920 - 1933). Het noodsanatorium was ondergebracht in oude Duitse militaire barakken, die waren neergezet op het landgoed Berg en Bosch, onderdeel van de Soerense bossen. Aan deze buitenplaats ontleende het sanatorium zijn naam. De behandeling van Tbc-patiënten was in die tijd primair gebaseerd op een drietal uitgangspunten: rust, frisse lucht en krachtige voeding. De omstandigheden in deze omgeving waren dus ideaal.

Bronkhorst
Verspreid over een oppervlakte van ca.10 ha. stond een twintigtal gebouwen: het hoofdgebouw met het kantoor van de geneesheer-directeur Willem Bronkhorst, de administratiegebouwen en de geneeskundige paviljoens. De voor behandeling opgenomen kinderen kregen ook onderwijs. Bedlegerigen op bed, de anderen in een open schoolgebouwtje of in de openlucht. De verpleging en de huishoudelijke taken waren in handen van de zusters Dominicanessen uit Voorschoten. Gedurende zijn intensieve onderzoeken naar betere behandelingsmethoden van de tuberculose onderkende dokter Bronkhorst steeds meer het nadeel van de excentrische ligging van zijn sanatorium ten opzichte van o.a. de Universiteit Utrecht en de grote ziekenhuizen en de noodzaak om de toch wat primitieve vestiging in Apeldoorn te verruilen voor een nieuwe vestiging in het centrum van het land.

Bilthoven (1932 - 1962)
De in Apeldoorn opgedane kennis en ervaring kwamen bij de bouw van de stenen onderkomens in Bilthoven goed van pas. Dokter Bronkhorst had - behalve vooruitstrevende ideeën over de geneeswijze en de nazorg van patiënten - zeer specifieke ideeën over de invloed van huisvesting op het genezingsproces, waarbij de symbiose van architectuur en natuur een grote rol speelde. In nauwe samenwerking tussen hem en de architecten B.J. Koldewey en C.M. van Moorsel kwam een gebouwencomplex tot stand dat een representatief en historisch waardevol voorbeeld van de Delftse School genoemd mag worden.

Gezichtslaan
Op een terrein van ruim 46 ha. - gelegen midden in de Ridderoordse bossen aan de Gezichtslaan in Bilthoven - begon men in de zomer van 1931 met de bouw. In 1933 kon het sanatorium plechtig geopend worden. Het sanatorium was een typisch voorbeeld van paviljoenbouw met alle patiëntenafdelingen op de begane grond. In het hoofdgebouwencomplex konden twee hoofdgroepen van gebouwen onderscheiden worden. Aan de zuidzijde het hoofdgebouw en de paviljoens, aan de noordzijde de kapel, het zusterhuis en het gebouw voor de ’stoffelijke verzorging’ waarin o.a. de eetzalen voor de lopende patiënten, het personeel en de bezoekers. In 1933 telde het sanatorium vier onderscheiden afdelingen, voor mannen, vrouwen, jongens en meisjes.

Kapel
Het hoofdgebouw huisvestte de patiëntenadministratie, de ruimten voor onderzoek, de operatiekamer en de röntgenafdeling. Ook de geneesheer-directeur en zijn staf, de laboratoria, de wachtkamers, de bibliotheek en diverse dienstafdelingen hadden daar een plaats gekregen. Op de bovenverdieping lagen de woning voor de inwonende rector en kamers voor de medische assistenten. De aan het Heilige Hart van Jezus gewijde kapel, een ontwerp van architect Kropholler, vormde het geestelijk middelpunt van Berg en Bosch. Aan de noordzijde daarvan lag het klooster van de zusters Dominicanessen. Bij de bouw van de open (en minder open) lighallen werd speciaal gelet op de ruime toevoer van licht en lucht. De in twee rijen achter elkaar opgestelde bedden waren allen met het voeteneind naar het, op het zuiden gerichte, open front opgesteld, waardoor de patiënten een optimaal contact met licht, (gezonde) lucht en natuur hadden.

De Werkplaatsen
In de jaren na de opening van het sanatorium in Apeldoorn begon allengs duidelijk te worden dat rust, frisse lucht en krachtige voeding wel een goede basis waren voor herstel van de Tbc-patiënt maar geen garantie boden voor een succesvolle terugkeer in de maatschappij. De gangbare therapie van in duur oplopende wandelingen in combinatie met rusten, bleek in de praktijk een onvoldoende voorbereiding op deze terugkeer. Er werd gekozen voor ’een lange periode van geleidelijke gewenning aan lichamelijke en geestelijke inspanning van den arbeid volgend op de rustkuur’. De consequentie van dit nieuwe denken over de nazorg van herstelde Tbc-patiënten was het opzetten van arbeidslocaties waar deze patiënten te werk gesteld konden worden en die als zelfstandige productiebedrijfjes konden opereren. Bronkhorst liet zich bij de keuze van deze bedrijfjes leiden door enkele fundamentele uitgangspunten. On-geroutineerde mensen moeten een nuttige inbreng in de productie kunnen hebben en hiervoor ook geënthousiasmeerd kunnen worden. De producten moeten door een artistiek kwaliteitsniveau een meerwaarde hebben ten opzichte van het gewone massa-artikel in de markt en de ontwerpen moeten uit eigen hand komen en altijd eigendom blijven van de werkplaats. Deze specifieke nazorgactiviteiten begonnen echter dermate af te wijken van de normale ziekenhuisorganisatie dat het raadzaam bleek ze zelfstandig te laten opereren onder de naam ’Werkplaatsen Berg en Bosch’. Als merknaam voor de producten werd gekozen voor de naam ADO (Arbeid Door Onvolwaardigen). Een betiteling, die in de huidige tijd niet meer acceptabel zou zijn.

Het terrein van Berg en Bosch in Bilthoven staat deze dagen volop in de belangstelling; alle reden een kijkje in de geschiedenis ervan te nemen aan de hand van een artikel van Hans de Groot (†) in De Biltse Grift van maart 2009 [HvdB]

Kinderen kregen ook onderwijs, op bed, in een open schoolgebouwtje of in de openlucht. (foto uit de digitale verzameling van Rienk Miedema)
In De Kapel verpleegden de zusters Dominicanessen zieken die aan tuberculose leden. De schitterende architectuur, verfraaid met veel kunstwerken en gebrandschilderde ramen, is al die tijd ongemoeid gebleven. [foto Henk van de Bunt]
Aan de linkerzijde van de kapel bevindt zich een wegkapelletje met altaar en beeld van Maria en het lichaam van de dode Christus op haar schoot (pietá) van beeldhouwer Piet Jungblut. [foto Henk van de Bunt]