Ds. Jan Cornelis Terlouw (1904 - 1987) was van 1958 tot 1970 predikant van de Stulpkerk in Lage Vuursche.
Ds. Jan Cornelis Terlouw (1904 - 1987) was van 1958 tot 1970 predikant van de Stulpkerk in Lage Vuursche.

Biltse voorgangers hielpen WO II vluchtelingen

Algemeen

door Henk van de Bunt

In de discussie over het belijden van kerkelijke schuld over het gedrag van de kerken gedurende Wereld Oorlog II is behoefte aan feiten. Emeritus predikant drs. G. C. Hovingh verzamelt namen van predikanten die Joden hielpen. Hij zet alleen predikanten op de lijst van wie hij zeker weet dat ze Joden hielpen. 

Eind 2020 telt de lijst 575 namen. Op een totaal van ongeveer 3000 predikanten is dat 19,2 procent. Hervormden en gereformeerden houden elkaar zo’n beetje in evenwicht: 40% hervormde en 37% gereformeerde predikanten bekommerden zich om hun Joodse medemens. Binnenkort zal deze ‘versie VIII’ gelinkt worden aan de website van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (na 1800) van de Vrije Universiteit te Amsterdam en hoopt drs. Hovingh de komende tijd nog een proefschrift te schrijven over de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek. Op verzoek selecteerde de auteur de namen van Biltse voorgangers.

Broederschapshuis
Ds. Willem Mesdag (1896 - 1975) was tijdens de oorlogsjaren weliswaar doopsgezind predikant te Sneek, maar in de zomer van 1939 actief betrokken bij de opvang van Joodse vluchtelingen in het Broederschapshuis te Bilthoven. Sinds 1937 was dat eigendom van de Doopsgezinde Gemeente. In 1921 was het gebouwd in opdracht van Kees en Betty Boeke en werd het gebruikt voor allerlei vredesactiviteiten. Jos Heuer - een groot Boeke-kenner- vertelt hierover: ‘In de loop van de dertiger jaren was De Werkplaats een trefpunt voor Duitse emigranten geworden. Met een werkvergunning die Kees Boeke voor hen had afgegeven konden zij naar Nederland komen. Na de Kristallnacht kreeg Boeke steeds meer verzoeken om onderdak. Zo zullen ook Joden en intellectuelen uit Duitsland in het inmiddels doopsgezinde Broederschapshuis terecht zijn gekomen. In 1939 schreef Kees een brief aan Koningin Wilhelmina die eindigde met de oproep ‘Opent de grenzen!’. Dat had helaas weinig effect: het werd Kees door de autoriteiten steeds moeilijker gemaakt om vluchtelingen op te nemen.

Vanaf de zomer van 1942 was in Kees’ directe omgeving vrijwel niemand meer die niet op de een of andere manier in de illegaliteit zat. Het gezin Boeke had zelf onderduikkinderen in huis en het kan bijna niet anders dat zij op de een of andere manier weet hebben gehad van, dan wel betrokken waren bij het onderbrengen van onderduikers in het Broederschapshuis. Hij onderhield toen al nauwe contacten met collega’s die zich in een andere doopsgezinde instelling over veertig Joodse kinderen hadden ontfermd’. 

Dochter
In ‘Doopsgezinde bijdragen’ (1998) vertelt dochter Nine Treffers- Mesdag over haar ouders: ‘In de zomervakantie van 1939 heb ik voor het eerst - ik was toen dertien jaar - iets gezien en gehoord van de dreiging van een oorlog. Mijn ouders hadden de leiding van het doopsgezind Broederschapshuis in Bilthoven. Hun kinderen, vijf in getal, waren natuurlijk meegegaan. Wij verheugden ons op een fijne vakantie in het bos; dat was iets heel anders dan Sneek! Maar het werd op een veel indringender manier anders. Het Broederschapshuis was vol gasten. Overdag was er het gebruikelijke programma voor de vakantiegasten. De avondwijding was echter verzet naar vroeg in de avond. Daarna was de serre gereserveerd voor de gasten die dan pas naar beneden kwamen: joden uit Oostenrijk. Het waren indrukwekkende gestalten met hun volle baarden. Mijn vader was bij hen in de serre. Hij hoorde hun verhalen over de Kristallnacht, de vervolging, hun vlucht; hij deelde in de spanning over de visumaanvragen. De gewone vakantiegasten kwamen dan niet in de serre. Kinderen uiteraard helemaal niet, maar gezien hadden wij deze mannen wel en dat maakte een diepe indruk. Op onze kamer alleen vroeg ik mijn moeder wat er aan de hand was. Zij vertelde over het verschrikkelijke geweld en het onrecht aan mensen aangedaan alleen omdat ze joden waren. Bewogen zei ze dat er een eind moest komen aan dit onrecht, aan de wreedheden. Mensen moeten opstaan voor vrede tussen de volken. Zij had zelf meegedaan in een vrouwengroep voor vrede in Den Haag’.

Rembrandtlaan
Dr. Martinus Cornelis Slotemaker de Bruïne (1897- 1986) was hervormd predikant te Terkaple en Hoogkerk, vervolgens studiesecretaris van de Nederlandse Christen-Studenten Vereniging (NCSV), predikant van de Protestantse Kerk in Batavia en rector van de Theologische Hogeschool in Buitenzorg (toenmalig Nederlands-Indië). Vanaf “In 1938 keerde hij terug naar Nederland en werd directeur van de Hilfsstelle für Juden und Nichtarier in Berlijn en verzorgde tot de Duitse inval de opvang van Joodse vluchtelingen uit het Duitse Rijksgebied in Nederland. Daarna heeft hij nog - vanuit de verschillende gremia waar hij lid van was - fel geprotesteerd tegen de Jodenvervolging in het algemeen en zich nog ingezet voor gedoopte Joden in het bijzonder. Hij woonde op het adres Rembrandtlaan 92 in Bilthoven.

Julianalaan
Ds. Sybren Roelof Smilde (1906 -1995) was van 1938 tot 1942 gereformeerd predikant te Bilthoven. Hij was actief in het verzet, zoals o.a. blijkt uit het feit dat hij in zijn volgende gemeente Rotterdam-Delfshaven al drie maanden na zijn bevestiging daar werd opgepakt wegens ‘opruiende prediking’. Via Kamp Amersfoort (concentratiekamp in Leusden aan de zuidrand van Amersfoort) kwam hij in het beruchte concentratiekamp Dachau terecht, dat hij - na een verblijf van bijna drie jaar - ternauwernood wist te overleven. Maar kennelijk heeft hij ook in Bilthoven Joodse onderduikers in huis gehad. In 2015 ontdekte Jelle Kapitein uit Urk bij sloopwerkzaamheden in de voormalige pastorie te Bilthoven op een oude deur een laatste boodschap van het joods echtpaar Levie Sajet en Ester Zilberstein, dat daar onder de naam ‘Smilde’ tot 1942 ondergedoken had gezeten. De boodschap luidde: ‘Kijk op het dak en vindt mijn laatste persoonlijke eigendommen en probeer na de oorlog onze familie te vinden. God van Israël, heb erbarmen met uw vertrapte broeders. Bilthoven, 23 April 1942. Levie Sajet, geboren te Nijmegen 1.8.1881 en huisvrouw Ester Zilberstein, geboren te Stettin 27.7.1899. Dan volgt nog een adres in Amsterdam en de ondertekening ‘L. Sajet’. Waarschijnlijk mocht het echtpaar - nadat het gezin Smilde kort na 1 maart 1942 naar Rotterdam verhuisde, tijdelijk onder de naam ‘Smilde’ in de pastorie blijven wonen - de opvolger van de predikant zou pas op 1.8.1942 intrede doen - maar kennelijk is daar al vrij snel (tgv verraad?) een einde aan gekomen. Over de verdere lotgevallen van het echtpaar is helaas niets bekend. 

Op Omroep Flevoland (www.omroepflevoland.nl) is een film (‘Urker vindt geheime boodschap Joodse onderduikers’) te zien over de vondst van Jelle Kapitein en over de geheime boodschap van de Joodse onderduikers. Het gaat om een paneeldeur waarop met potlood oproepen zijn geschreven om na de oorlog op zoek te gaan naar familieleden. Een bevestiging van dit verhaal is ook terug te vinden op pagina 262 van het boek ‘Bilthoven en De Bilt - de eerste jaren na de bevrijding van Bilthovenaar Bernard Schut. 

Oorlogswinter
Ds. Jan Cornelis Terlouw (1904 - 1987) was van 1958 tot 1970 predikant van de Stulpkerk in Lage Vuursche en is begraven op de Algemene Begraafplaats ‘Brandenburg’ te Bilthoven. Hij was gehuwd in 1929 met Grietje (Gré) Stein(1909 van Joodse origine) Hij ‘stond’ o.a. in Garderen van 1935 tot 1943 en te Wezep van 1943 tot 1946. Hij is de vader van de D’66-politicus en schrijver Jan Terlouw en grootvader van de schrijfster Sanne Terlouw. Het echtpaar Terlouw (senior) zette zich actief in voor joodse onderduikers. 

Zoon Jan Terlouw is de auteur van het boek en de film ‘Oorlogswinter’. Het verhaal is grotendeels gebaseerd op Jan Terlouws eigen ervaringen als kind in de Tweede Wereldoorlog. Jan Terlouw hielp zelf langskomende trekkers tijdens de hongerwinter. Terlouws vader had in de oorlog een belangrijke rol als dominee die vaak troostende woorden sprak, net als de dominee in het boek. Terlouw maakte zelf twee keer mee dat de Duitsers zijn vader in gijzeling namen en hem dood dreigden te schieten. Een in het boek verteld verhaal over een gezin waarvan de vader en de twee oudste zonen door de Duitsers worden doodgeschoten nadat er wapens zijn ontdekt, is gebaseerd op ware feiten.

Het Broederschapshuis aan de Sweelincklaan nr. 1 in 1933, gebouwd in opdracht van Kees Boeke.
Het interieur van het Broederschapshuis in 1935.
Gewezen wordt op de tekst: God van Israël, heb erbarmen met uw vertrapte broeders.
Jelle Kapitein wijst op de tekst.