Afbeelding

Op 't bankje

Algemeen Op het bankje

Een wat oudere man komt kwiek met twee jonge meisjes mijn richting op. 'Vindt u het goed dat we erbij komen zitten', zegt hij als ze bij het bankje staan. 'Natuurlijk vind ik dat goed. Het is een openbaar bankje. Het nieuwe bankje heeft ruimte genoeg en we leven in een vrij land.' Als de man en de meisjes zitten zegt hij: 'Dat komt heel goed uit want daar zijn we voor hier.' Hij vertelt dat hij door de meisjes is benaderd om voor een werkstuk op school wat over de oorlog en de bevrijding te vertellen. 'Toen heb ik voorgesteld om dat op het bankje te doen. Het is mooi weer en buiten op een bankje past wel bij vrijheid. En nu zit ik hier dus om door Karin en Eva bevraagd te worden.' Hij zegt het niet vervelend te vinden als ik erbij blijf zitten en ik ben natuurlijk nieuwsgierig naar wat hij te vertellen heeft. De meisjes hebben zich goed voorbereid en hebben een schrift en een opnameapparaat bij zich. Als Karin het apparaat gestart heeft begint de man te vertellen. 'Mijn naam is Fred de Vries en ik was zes toen de oorlog afgelopen was. Van de oorlog zelf herinner ik me dat een Joodse familie bij ons in een slaapkamer woonde met een zoon die jullie leeftijd had maar voor mij al heel groot leek. Ook woonde er een onderduiker in huis die overdag in de schuur wasknijpers in elkaar zette en die ik af en toe zogenaamd ging helpen. Ik denk dat hij er meer last dan gemak van had. De Joodse familie ging later naar een ander adres dat veiliger was, maar de onderduiker is de hele oorlog gebleven en ik heb hem altijd oom genoemd. Wat ik me ook herinner is een razzia. Dan kwamen Duitse soldaten mannen zoeken die in Duitsland moesten gaan werken. Mijn moeder was ver voor de oorlog met een vriendin uit Duitsland naar Nederland gekomen omdat daar geen werk was. Ze heeft toen mijn vader ontmoet en ze trouwden. Toen die razzia kwam waren wel tien mannen uit de buurt bij ons door een gat in de vloer in de kruipruimte gaan zitten. Tegen de soldaat die mannen moest zoeken zei mijn moeder dat mijn vader al in Duitsland was en omdat ze Duits sprak geloofde hij dat meteen.' Karin en Eva luisteren gespannen naar het verhaal. 'Was uw moeder niet bang dat u zou vertellen waar uw vader zat', vraagt Eva. 'Ik denk dat er wel gezegd zal zijn dat ik me stil moest houden. Ik heb geen herinnering aan honger. Van de bevrijding herinner ik me wat meer. Ik was heel bang voor vliegtuigen die heel laag overvlogen. Dan dook ik met mijn hoofd onder de dekens. Toen de geallieerden binnenkwamen was het groot feest. Overal zag je erebogen. Ik heb ook de voedseldroppings gezien. Er werden grote blikken bussen met voedsel uit vliegtuigen gegooid. Ik heb toen heel bewust voor het eerst chocola en een banaan gegeten. Het Zweedse wittebrood smaakte als cake.' De meisjes hoeven geen vragen te stellen en luisteren ademloos naar het verhaal. De man vertelt ook nog dat na de oorlog twee Poolse soldaten die met de geallieerden hadden meegevochten een tijdje bij hen in huis woonden. 'Ik heb toen van een tot tien in het Pools leren tellen en kan het nog steeds opdreunen. Vraag niet wat zeven in het Pools is, want dan moet ik mijn vingers gebruiken.' Karin en Eva hebben voorlopig genoeg materiaal voor hun werkstuk en tevreden stapt het gezelschap op.

Maerten