Torenkraaien worden ook wel kauwtjes genoemd.
Torenkraaien worden ook wel kauwtjes genoemd. Foto: foto Theo Verstrael - Saxifraga

Lentekriebels van een torenkraai

Algemeen

Tor is een trotse vogel, hij pronkt graag met zijn zwarte verenkleed. De grijze achterkant van zijn kop glanst mooi in de zon. Statig stapt hij door het gras, met zijn opvallend lichtgrijze ogen op zoek naar voedsel. Het lijkt nog maar kort geleden dat hij samen met zijn makkers zwermde bij de Lundlaan, vlakbij landgoed Oostbroek in De Bilt. Luid schreeuwde hij dan ‘kjarr’ en ‘kja-kje’ om zijn groep bij elkaar te houden. Nog één keer had hij zijn vleugels uitgeslagen en waren de anderen hem gevolgd, met luide stem uiting gevend aan hun blijdschap. Maar nu is alles anders. De groep is uit elkaar gegaan. Het voorjaar lonkt. Elk paartje heeft een plaats gezocht om te nestelen. 

Vogels als Tor worden liefkozend kauwtjes genoemd, maar de trotse Tor verkiest de veelzeggende volksnaam torenkraai. Dit jaar heeft Tor zijn zinnen gezet op een monumentale beuk op het historische landgoed Houdringe. In de dikke stam zit een mooie opening waar hij samen met zijn vrouwtje een nest kan bouwen. Vandaaruit geniet hij van de omgeving. 

De weiden van Houdringe lichten op in de zon. Madeliefjes bloeien naar lieve lust, met wat blozend roze op de witte bloemblaadjes. Op de wat vochtigere plekken heeft ook het speenkruid de bloemknoppen geopend. Aan de oever van de sloot stuwt de dotterbloem met kracht haar bloemstelen omhoog om zich tot bloei te laten verleiden door de warme zonnestralen. Terwijl de blaadjes nog veilig onder de grond wachten steekt het klein hoefblad zijn gele fakkels uit. Alles kleurt geel, zou het toeval zijn? 

Tor gaat naar de dichtstbijzijnde poel om zich te wassen. Hij werpt het water op zodat het sproeiend over zijn vleugels valt. De waterparels druipen van zijn gladde veren. Heerlijk! Intussen kruipen kikkers gestaag uit een dikke modderlaag. Ze kijken verdwaasd om zich heen, het is weer wennen aan het licht dat ze zo lang hebben moeten ontberen. Op het water zijn schrijvertjes druk in de weer met hun onbegrijpelijke ‘tekst’. Bij ieder zuchtje wind verspreiden elzenkatjes hun gouden stuifmeel. 

De ontluikende natuur maakt Tor blij. Hij is ook al jaren gelukkig met zijn vrouwtje, zij zorgt ervoor dat hij nóg waakzamer is. Hij strekt zijn lijf, buigt zijn grijze kop en zingt zijn eerste lentelied. 

De lentewarmte is nu overal merkbaar. Lijsterbes en vogelkers spreiden hun bloesems om insecten te verwelkomen. Lelietjes-van-dalen verspreiden hun zoete geur. 

Tor bespeurt geen onraad in de omgeving en strijkt neer op de bodem. Daar gaat hij zich tegoed doen aan de vele insecten die, nu het felle zonlicht is verdwenen, hun schuilplaats verlaten. Zijn vrouwtje is ook gekomen. Hij biedt haar de lekkerste hapjes aan. 

Op een dag legt het vrouwtje vier groengrijze eitjes met bruine en grijze vlekken. Na bijna drie weken broeden breken ’s nachts de eierschalen open. De jonge kauwtjes komen tevoorschijn met erg lange poten en grote snavels. Eigenlijk veel te fors voor de nietige, met dons begroeide lijfjes. Terwijl zijn vrouwtje de kleintjes warm houdt gaat Tor erop uit om voedsel te zoeken voor zijn gezinnetje. De torenkraai heeft echter niet in de gaten dat hij daarbij wordt begluurd door een kat. Het dier komt dichterbij sluipen. Op het moment dat de ‘dakhaas’ de dodelijke sprong wil inzetten laat een eekhoorn vanaf een boomtak een dennenkegel vallen. Tor vliegt van schrik op. Wat een geluk! 

Maar hij moet door. Tor verzamelt larven, wormen, pissebedden, duizendpoten en tal van andere insecten in zijn krop. Deze buit geeft hij aan zijn vrouwtje. Zij voedt de kleintjes, die met zachte geluidjes blijk van hun tevredenheid geven. 

Als de torenkraaien slapen komen allerlei andere dieren in beweging, zoals de egel, boommarter, bunzing, hermelijn, vos en muis. Allemaal zijn ze op zoek naar voedsel. Ook een uil gaat op jacht en laat zijn angstaanjagende roep horen. Tor schrikt uit zijn sluimering op van het geluid, er gaat een siddering door zijn zwarte verenpak. Het is de uil niet om Tor of zijn vrouwtje, maar om zijn kinderen te doen. Tor zit verstijft van angst tegen de boomstam, in de hoop niet opgemerkt te worden. Pijlsnel schiet de uil het hol in om een jonge kraai te roven. Moeder kraai weet zich met een schel gekrijs en veel moeite los te rukken uit zijn klauwen. Vol doodsangst zoekt ze met haar snavel, maar voelt alleen dons en veren. Ze wringt zich uit het nest naar buiten en laat zich vallen. Onderweg verliest ze een paar slagpennen. Versuft blijft ze op het mos zitten. De uil blijft terugkomen tot het nest is leeggeroofd. Tor en zijn vrouwtje blijven dit jaar kinderloos, er volgt geen tweede legsel. Gelukkig hebben de andere kauwtjes van de groep bijna al hun kleintjes groot kunnen brengen en zien uitvliegen. 

Jacqueline van Dam, Boswachter Publiek Utrechts Landschap