Afbeelding

Op ‘t bankje

Algemeen

De vrouw die met een knik naast me komt zitten heeft een betraand gezicht. Dat zag ik meteen toen ze aankwam. Ik veronderstel dat er een familielid of goede kennis is overleden. Ik voel me wat ongemakkelijk en begin maar wat met mijn telefoon te spelen. Het wissen van gelezen berichten lijkt me een goede bezigheid. Af en toe hoor ik wat gesnuif naast me. Het houdt het midden tussen een snik en neus ophalen. Als ik per ongeluk een keer opzij kijk, kijkt ze mij toevallig ook net aan. Ik schrik er een beetje van en wend snel mijn hoofd af. ‘Sorry meneer, ik kan mijn emoties even niet de baas’, zegt ze nu ze zeker weet dat ik haar tranen gezien heb. ‘Dat geeft niets hoor’, zeg ik. ‘Voor mij hoeft u zich niet in te houden. Het leven kent nu eenmaal verdrietige momenten en dat mag je best laten zien.’ Ze kijkt me dankbaar aan en vindt nu kennelijk dat ze me wat meer moet vertellen. ‘Ik ben van huis weggelopen want het werd me allemaal een beetje te veel. Ik woon sinds een paar maanden bij mijn vriend maar als ik geweten had dat het bevechten van een eigen plek zo moeilijk zou zijn was ik er nooit aan begonnen.’ Ze vertelt dat ze een paar jaar geleden is gescheiden en tijdens een reis naar Kreta haar vriend heeft ontmoet. ‘Hij was al een paar jaar weduwnaar en tijdens de vakantie klikte het meteen. Het groeide uit tot een latrelatie. Het ene weekend kwam hij bij mij en het andere weekend was ik bij hem. We woonden een uur rijden van elkaar.’ De vrouw is even stil en krijgt opnieuw tranen in haar ogen. Ik weet niet zo gauw wat ik moet zeggen en zwijg dus maar. Na een snik vervolgt ze het verhaal. ‘Een paar maanden geleden wees hij me op een vacature hier in de buurt en stelde voor dat als ik die baan kon krijgen we samen konden gaan wonen. Afijn ik kreeg die baan, maar stelde wel als voorwaarde dat ik een eigen plek in huis zou krijgen. Dat was geen enkel punt voor hem, dus wonen we nu samen. In mijn eigen kamer kan ik doen wat ik wil, maar ik wilde ook in de woonkamer mezelf kunnen herkennen, maar iedere keer als ik iets had veranderd werd het weer teruggezet, omdat Evelien het zo had gewild. Het begon me steeds meer te ergeren en toen ik vanmorgen de bank op een andere plaats wilde zetten en dat ook niet mocht was voor mij de maat vol.’ Weer zie ik tranen in haar ogen verschijnen en zwijg weer. Plotseling wordt ze onrustig en begint wat heen en weer te schuiven. ‘Daar komt Michiel aan’, zegt ze zenuwachtig. Ik kijk de kant op waar ze hem ziet en merk dat hij haar ook heeft zien zitten. Hij fietst hard naar haar toe, smijt de fiets neer en vliegt haar om de hals. ‘Het spijt me zo schat’, hoor ik hem steeds zeggen. Het is duidelijk dat de liefde het probleem van de twee niet is. Ik kan me ook wel voorstellen dat het moeilijk is je eigen sfeer in een bestaande situatie te creëren. Als je samen iets opbouwt gaat het geleidelijk en gezamenlijk maar in deze situatie lijkt het me best moeilijk. Ze hebben elkaar duidelijk weer gevonden en maken aanstalten samen naar huis te gaan. De vrouw excuseert zich nog naar mij, maar dat wuif ik weg. Ik wens ze nog heel veel geluk.

Maerten