Afbeelding

Op ‘t bankje

Algemeen

In de winter zie je niet zoveel mensen een ommetje maken. Hondenbezitters zie je altijd want honden moeten nu eenmaal altijd worden uitgelaten. Wie er wel op uit gaat heeft in deze tijd meestal niet de behoefte om op het bankje te komen zitten. Hondenuitlaters zijn meestal geen bankzitters en ook hun viervoeter wil vaak wel weer gauw naar huis als het koud is. Ik ben natuurlijk een doorzetter en kan het na een zelf uitlaatronde niet laten even te gaan zitten. Al gauw zie ik een zwaar opgemaakte vrouw met grijsblond opgestoken haar met een poedeltje aan komen lopen. Ze loopt op hoge hakken en het poedeltje, dat bijna dezelfde kleur heeft als het haar van de vrouw, loopt er parmantig naast. Het poedeltje is waarschijnlijk nog niet zo lang geleden getrimd en door de manier waarop de pootjes geschoren zijn lijkt het net of poedel ook op hoge hakken loopt. Het is een heel koddig gezicht. Ze houdt haar hondje stevig aan de lijn, want ze wil natuurlijk niet met haar hoge hakken op het gras. Je kan aan alles zien dat de twee het heel goed met elkaar hebben getroffen. De vrouw groet me nog wel in het voorbijgaan, maar ze komt niet zitten. Je hoort wel eens dat baasjes op hun hond gaan lijken en dat is hier dus duidelijk het geval. Even later komt een wat oudere man wat voorovergebogen aan schuifelen. Zijn hond loopt in hetzelfde tempo los naast hem. Ik weet niet wat voor ras het is, maar het dier oogt als een goeie lobbes, voor wie het allemaal niet meer zo gehaast hoeft. ‘Zullen we even gaan zitten, Oscar’, zegt de man tegen de hond als ze bij het bankje komen. Ik zou helemaal niet gek hebben opgekeken als de hond gezegd zou hebben: ‘Dat is goed baas.’ Het beest is vrij groot en komt meteen aan me snuffelen. ‘Hij doet niets hoor’, zegt de man en ik hoor de hond denken: ‘Waarom zou ik wat doen, ik vind het wel best zo.’ Hij gaat voor zijn baas liggen. Ook dit keer lijken hond en baas weer heel veel op elkaar. Ze hebben allebei hangwangen en stralen dezelfde rust uit. ‘Het is een hele lieve hond’, zegt de man overbodig. ‘Ik ben heel gelukkig met hem. Hij heeft me een beetje geholpen over het verdriet heen te komen toen mijn vrouw is overleden. Als ik hem niet had gehad zou ik het niet geweten hebben.’ Zwijgend kijkt hij voor zich uit en de hond kijkt meteen ook in dezelfde richting. ‘Oscar is al veertien jaar, maar ik hoop hem nog een tijdje te mogen hebben. Hij is heel waaks en hoort alles. ’s Morgens komt hij me met een lik op mijn gezicht wakker maken en als hij naar buiten wil komt hij met de riem naar me toe, hoewel hij altijd losloopt, hè Oscar.’ De hond spitst zijn oren bij het horen van zijn naam en lijkt het te bevestigen. De man vertelt dat zijn kleinkinderen ook allemaal gek op hem zijn en hem ook af en toe uitlaten. ‘Ze kennen hem allemaal al hun hele leven, maar kinderen zijn veel levendiger en willen nog wel eens met hem rennen. Maar dat vindt hij maar niets en dan geeft hij aan dat hij weer naar huis wil. We zijn tenslotte allebei oude mannetjes’, zegt hij lachend. Oscar vindt het wel weer genoeg en neemt door op te staan het initiatief om weer verder te gaan. ‘We moeten weer’, zegt de man en dan gaan ze in hetzelfde tempo verder.

Maerten