Ontwaken
AlgemeenNog vóór de zon opkomt hoor ik de melodieuze zang van een merel. De polder roept om het ontwaken mee te maken. Tussen het hoge riet word ik omringd door heel veel bruine vogeltjes. Ze vliegen weg, landen tussen de pluimen, op zoek naar iets dat ik niet ken. Een rietzanger zingt het hoogste lied vanaf het bloemscherm van de engelwortel. Zodra ik in de buurt kom schiet hij weg tussen het riet, zingt onverschrokken door. Verspreid door de polder gaggelen groepjes ganzen, vliegen luidruchtig weg als ze gevaar vermoeden. Geruisloos drijven twee grote witte zwanen over de plas. Met hun statige aanwezigheid beschermen zij hun vier jongen. Die kleintjes … je ziet ze groeien. Meerkoeten schelden me uit als ik in de buurt kom. Een kievit vliegt over. Zijn kroost is volwassen, dus hoeft hij de kievitsbuurt niet meer te verdedigen. Uit een lage wilg vliegt een groep spreeuwen haastig weg. Jong en oud bracht hier gezamenlijk de nacht door.
Voor de zwarte stern zijn er dit voorjaar vlotjes in het water gelegd. Dankbaar werd hierop gebroed en de meeste jongen zijn al uitgevlogen. Een laatste zwarte stern neemt een aanloop in de lucht en vliegt bliksemsnel op me af. Om z’n kroost te verdedigen. Vanuit zijn aandacht voel ik me ineens belangrijk worden.
Talloze hangmatjes zweven vlak boven de grond. Zwaar van de dauwdruppels glinsteren de vangnetjes in het ochtendlicht, nodigen uit om plaats te nemen. Een omgeving vol met kleverige draden, als een doolhof. Kleine spinnetjes, verborgen in het gras, houden zich gereed om toe te slaan als een insect struikelt over de draden en in het netje valt. Maar deze vroege morgen lijkt enkel de zon zich in de hangmat nog eens om te draaien.
De lucht kleurt blauw. Het belooft een mooie dag te worden.
(Karien Scholten)
In haiku:
Vroege morgenstond
De zon lag nog te slapen
Dauw gesponnen bed