Verhalen doorvertellen om niet te vergeten
AlgemeenOp 15 augustus wordt voor de 76ste keer de capitulatie van Japan herdacht. Ineke Bakker herdenkt die dag speciaal haar ouders die de Japanse bezetting gescheiden van elkaar meemaakten. Ineke is in 1951 geboren in Amsterdam en is zelf nooit in Indonesië geweest. Ze kent de verhalen uit die tijd niet alleen van wat haar ouders verteld hebben, maar vooral ook van hun verzameling aantekeningen die bewaard is gebleven. ‘Toen mijn ouders overleden waren hebben we gezorgd dat de hele Indiëbibliotheek bij elkaar bleef.’
door Guus Geebel
‘Mijn vader is in 1908 geboren. Als jongeman werd hij aangesproken door wervende advertenties van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) en in 1932 werd hij uitgezonden naar Indië. Hij kwam terecht in Tjimahi en daarna ook nog enkele jaren op het eiland Tarakan’, vertelt Ineke Bakker. ‘In 1939 mocht hij eindelijk met verlof naar Nederland. Hij vond in Indië de pastoor veel beter spreken dan de dominee en werd nieuwsgierig naar het katholieke geloof. Mijn vader komt uit Groningen en was Nederlands Hervormd. Hij ging op catechismusles en heeft daar mijn moeder ontmoet. Mijn moeder was een rasechte Amsterdamse. Ze had een opleiding tot naaister gevolgd en maakte japonnen. Zij was naar Groningen verhuisd om daar haar vak uit te oefenen. Mijn moeder was Luthers opgevoed maar nieuwsgierig naar het katholieke geloof van haar moeder en volgde ook catechismuslessen. Zo hebben ze elkaar leren kennen.’
Guerrilla
‘Vanwege de oorlogsdreiging werd mijn vader in 1939 vervroegd teruggeroepen naar Indië. Ze waren toen al verloofd. Mijn moeder is daarna in Nederland met de handschoen getrouwd en met de allerlaatste boot die nog uit Amsterdam vertrok naar Indië gegaan. In december 1939 zijn ze daar voor de kerk getrouwd. Mijn vader moest in 1941 met onbekende bestemming vertrekken en dat bleek Nederlands Timor te zijn. Hij maakte deel uit van de expeditionaire macht en kwam terecht in Dilly, hoofdstad van het Portugese deel van Timor. Portugees Timor was neutraal. Vermoed werd dat de Japanners in Dilly een steunpunt organiseerden. Dat was ook kwetsbaar voor Australië dat divisies naar Portugees Timor zond om samen met KNIL-militairen te zorgen dat de Japanners daar geen steunpunt zouden krijgen. De KNIL-militairen zijn in december 1941 bij Dilly aan land gekomen en ondervonden weinig weerstand van het Portugese garnizoen. ‘In de nacht van 19 op 20 februari 1942 vielen de Japanners zowel Dilly als Koepang aan. Toen Dilly werd aangevallen moesten ze zich terugtrekken in de bergen en voerden tot eind 1942 een guerrillastrijd.’ Op het allerlaatste moment is mijn vader met de torpedobootjager Tjerk Hiddes van het eiland kunnen ontsnappen naar Australië. Daarna werd hij uitgezonden naar Nieuw-Guinea en nam hij deel aan de bevrijding van Nederlands-Indië dat begon bij Balikpapan op Borneo.’
Drama van Tarakan
‘Mijn moeder was Rode-Kruisverpleegster en hoorde een oproep van de Indische omroep Nirom voor verpleegkundigen aan het front. Ze heeft zich gemeld en werd met 18 andere verpleegsters uitgezonden naar het olie-eiland Tarakan. Daar was Japan de oorlog op 10 januari 1942 begonnen omdat ze de olie nodig hadden.’ De moeder van Ineke hield dagboeken bij die bewaard zijn gebleven. Zij leest voor: ‘Nadat de oorlog op 8 december een feit was geworden verkeerden allen toen en ik niet minder in de angstige afwachting van wat zal er gaan gebeuren.’ ‘Er waren drie hospitalen op Tarakan en mijn moeder heeft gewerkt in het militair hospitaal. Toen de oorlog daar begon werden doden en gewonden binnengebracht. Vlak voor de inval van de Japanners waren de olie-installaties in brand gestoken. Daar waren de Japanners furieus over en Anton Colijn, hoofd van de BPM en kapitein Reinderhoff werden naar voren geroepen en werden onder Japanse bewaking per schip van Tarakan naar Balikpapan gezonden om daar te gaan vertellen dat ze de olie-installaties intact moeten laten omdat anders iedereen, ook alle vrouwen, op Tarakan vermoord zouden worden. Halverwege zagen ze een Nederlands vliegtuig waarop ze tegen de Japanners zeiden dat ze beter uit het zicht konden blijven omdat het schip anders gebombardeerd kon worden. De Japanners geloofden dat en gingen het ruim in. Bliksemsnel werd toen de deur gebarricadeerd. Ze zwaaiden naar het vliegtuig dat toen landde en de beide officieren Colijn en Reinderhoff wisten het vliegtuig te bereiken. Ze ontsnapten met het vliegtuig naar Balikpapan waar ze hun boodschap overbrachten waarop ook daar alle olie-installaties in brand gezet werden.’ Ineke vertelt over het drama van Tarakan waar op 19 januari 1942 de Japanse marine 215 man van de kustbatterij als represaille op gruwelijke wijze hebben vermoord nadat twee Japanse mijnenvegers tot zinken waren gebracht. Ze vertelt ook over de keer dat de Japanners iedereen naar voren geroepen hadden, maar dat haar moeder naar achteren ging om een patiënt te helpen. Toen kwam er een Japanner binnen die alle bandages van de patiënt aftrok waardoor hij hevig begon te bloeden. ‘Mijn moeder begon in onvervalst Amsterdams te schelden. Toen kwam er een officier binnen die ervoor zorgde dat ze de patiënt kon verzorgen.’ De vrouwen werden allemaal geïnterneerd en in twee huisjes ondergebracht. Dat was de eerste internering op Tarakan. Daarna werden ze overgebracht naar een kamp bij Lingkas, de haven van Tarakan.
Naaikamer
De moeder van Ineke had ook op Tarakan al wreedheden van de Japanners ondervonden. ‘Er werden briefjes en zeep uitgewisseld tussen de mannen- en vrouwenkampen. Als ze dat zagen werd er gestraft met een dag geen eten. De rijst die ze kregen was meer kaf dan koren. Ze moesten ook zelf koken en mijn moeder werd voor het contact met de Japanners naar voren geschoven als woordvoerder. Ze heeft van alles opgeschreven in schriftjes.’ Die zijn bewaard gebleven en in het bezit van Ineke. ‘Zelf koken waren de meeste vrouwen niet gewend. Er werden receptjes uitgewisseld waarvan er ook een aantal bewaard is gebleven. De Japanners wisten op een gegeven moment alles van iedereen, ook dat mijn moeder een naaiopleiding had gehad en zij moest een naaikamer inrichten. Ze weigerde eerst maar toen ze zag hoe vrouwen soms naar het land geslagen werden om te werken heeft ze de meest zwakke mensen uitgezocht voor de naaikamer en is ze aan de slag gegaan in het kamp.’
Wreedheden
‘Mijn moeder werd in een wrakke boot van Tarakan overgebracht naar het kamp Kandangan bij Bandjermasin waar ze verbleef tot de bom op Hiroshima en Nagasaki viel. In kamp Kandangan moesten ze water halen bij de rivier. Mijn moeder had nog een badpak en ging daar ook wel eens met kinderen zwemmen. Toen ze daar een keer van terugkwam werd ze op een ongelooflijke manier door een paar Japanners in elkaar geslagen, zodanig dat ze een week lang alleen maar op haar buik heeft kunnen liggen. Haar hele rug was kapotgeslagen. Vrouwen die van de rivier kwamen ondergingen allemaal hetzelfde lot. Tot er een officier kwam die daar een eind aan maakte en excuses aanbood. Hij zei dat die jongens waanzinnig geworden waren omdat hun stad Nagasaki vernietigd was. Mijn moeder heeft haar leven lang last van haar rug gehouden. Pas op 31 augustus 1945 kregen ze in het kamp te horen dat ze de vlag mochten hijsen en het Wilhelmus zingen. Toen wisten ze dat de oorlog voorbij was.’
Weerzien
‘Toen ze bevrijd waren is mijn moeder met een paar verpleegsters naar Bandjermasin gegaan en heeft daar een noodhospitaal in orde gebracht om gewonde krijgsgevangenen op te vangen die onder meer uit de Filipijnen kwamen. Mijn moeder mankeerde door alle ontberingen van alles en reisde met mevrouw Colijn van Bandjermasin naar een Australisch veldhospitaal in Balikpapan waar röntgenfoto’s gemaakt konden worden. Op een gegeven moment barstte onderweg een tropische regenbui los en gingen ze schuilen op de veranda van een huis. Mijn vader was betrokken bij de bevrijding van Balikpapan en werkte bij de magazijndienst. Toen hij met een collega in een jeep op weg was om spullen bij een Amerikaans depot te gaan halen zagen ze twee vrouwen staan die kennelijk stonden te liften. Ze besloten ze mee te nemen. Toen ze vlakbij waren zei mijn vader -dat is mijn vrouw- en op die manier hebben ze elkaar weer teruggevonden. Ze hebben elkaar toen drie dagen gezien want mijn moeder bleek een alvleesklierontsteking te hebben en werd vervoerd naar een ziekenhuis in Melbourne. Maar er was weer contact. Mijn vader is van Borneo naar Batavia op Java gegaan.’
Onbegrip
‘Mijn ouders hebben dus allebei een heel eigen oorlogsavontuur meegemaakt. Mijn moeder is in 1947 met het vliegtuig naar Nederland gekomen. Mijn vader vroeg verlof in het kader van gezinshereniging maar kreeg dat niet en kwam pas in 1949 nadat het KNIL was opgeheven terug. Mijn moeder sprak altijd honderduit en als iets aan mijn vader gevraagd werd gaf zij antwoord. Ze had wat je nu posttraumatische stressstoornis zou noemen maar dat woord bestond in die tijd nog niet. Als er thuis over de tijd in Indië werd gesproken, waren het altijd anekdotes. Als we bijvoorbeeld zeiden dat we honger hadden werd er gezegd jullie hebben geen honger, jullie weten niet wat honger is, jullie hebben trek.’ Ineke Bakker heeft nog een jongere broer en zus. Haar moeder werd 91 en haar vader 93 jaar. Zij ontvingen als een van de weinigen uit Nederlands-Indië het Verzetsherdenkingskruis. Ineke Bakker gaat de vele verhalen die verteld en opgeschreven zijn in een boek verwerken. ‘Wat natuurlijk wel je leven bepaalt is dat er nooit zo lang een gezinsleven was. Mijn ouders waren al wat ouder toen de kinderen geboren werden. Ze hebben niet onbezorgd een gezin kunnen stichten, er waren spanningen ontstaan. In Nederland ontbrak waardering en begrip voor wat zij daar gedaan en ondervonden hebben. Ze hebben heel veel opgeschreven, onder meer om in aanmerking te komen voor het verzetspensioen wat uiteindelijk afgewezen werd omdat ze niet invalide genoeg waren. Nederland op zijn smalst.’