De straat-uilen trokken veel bekijks.
De straat-uilen trokken veel bekijks.

Uilskuikens in de Steenen Camer

Algemeen

Opwinding onder de vogelliefhebbers in de straat: op een voorjaarsavond vloog er een Ransuil rond, maar die leek even snel weer verdwenen als dat ‘ie gekomen was. Weken later bleek dat een paartje in stilte een oud eksternest had bezet, hoog in een den tussen Groenekanseweg en Steenen Camer in De Bilt. 

Er broeden 2 à 3.000 paar Ransuilen in ons land, doorgaans in bossen en parken. De keuze voor deze den is dan ook een compliment of een vergissing. ’s Winters zitten er meer in Nederland, die komen uit het koude Noord- en Oost-Europa en verzamelen zich overdag in een boom als vaste ‘roestplaats’. Hun naam danken ze aan de verensluier als een krans om het gezicht. Ze worden ook Katuil genoemd of Ooruil, herkenbaar aan de rechtopstaande oorpluimen, die niet hun oren zijn maar sierveren die helpen bij de camouflage. Ransuilen zijn nachtjagers, gebouwd om onzichtbaar en geruisloos te zijn. 

Twee jongen zwierven begin juni als ‘takkeling’ in de hele buurt rond, raakten vliegvlug en begonnen laat in de avond indringend te piepen: een vérdragend, klagend geluid, wel vergeleken met dat van een roestig scharnier. De ene oudervogel (onbekend is waar de andere is gebleven) onderhield het contact met luid gekef, ‘Wrèk-wrèk!’, en ging op jacht, vooral naar muizen, maar een buur zag ook de aanvoer van een jonge merel. Onder de bomen waar de vogels overdag in rustten (bij uilen heet dat dus ‘roesten’) lagen uilenballen, de uitgebraakte, onverteerde resten van prooi, grijs van muizenhaar.

In de warme avonden en nachten van half juni, maar ook als het hard geregend had, was het geroep goed te horen, soms tot gemengd genoegen van omwonenden, toch door iedereen wel bewonderd. Nog laat zochten buurtgenoten en gasten op straat om een glimp van de uil in een boom, of op een dakgoot of een schoorsteen op te vangen, zelfs als het buiten bekeken Nederlands elftal nog niet was uitgespeeld. Intussen scharrelden de uilskuikens steeds verder van huis. In de diverse tuinen werden dichte struiken, berken en hoge coniferen verkend, meestal onopgemerkt, soms goed zichtbaar. 

Totdat ze langzamerhand uit beeld en uit gehoor geraakten, even geheimzinnig als dat ze ten tonele waren verschenen. Het is in de avond weer stil op straat en in de achtertuinen, we zullen onze uilen nog missen. Want bijzonder was het wel, dit Biltse uilenbal. Volgend jaar wordt er vast goed opgelet. (Henk Strietman)

Ransuil, roestend maar waakzaam.