Opgevist
Opgevist

Opgevist

Algemeen

Diep blauw spiegelt de lucht in het stille water. Grote witte zwanen drijven langzaam voorbij, de vleugelveren hoog opgezet. Vissers met hun hengels zoeken de rust aan de waterkant, wachten urenlang op een beweging aan het wateroppervlak. Onder de waterspiegel is het alles behalve rustig. Daar beweegt een samenleving van ontelbare diertjes, ieder met zijn eigen specifieke kwaliteiten. De waterplas bevat alles wat zij nodig hebben.

Snorkelen in de sloot biedt een verrassende blik op deze leefgemeenschap. Door een groen gordijn van waterplanten zwemmen baarzen en rietvoorns met rode vinnen. Zij leven van vis en slakjes. Bloedzuigers zuigen zich aan hen vast en eten zo mee. Op de waterplanten wonen poelslak en posthoornslak in hun eigen huisjes. Zij eten algen en insectenlarven. In de modder leven kokerjuffers, de larven van de schietmot. In hun koker van zand en steentjes ruimen zij de bodem op, eten plantenresten. Onder water glinstert een waterspin. Hij neemt zuurstof mee in luchtbelletjes tussen zijn haren, eet larven en kleine kreeftjes. In de slootkant huist de rivierkreeft, een alleseter en daarmee een bedreiging voor de onderwatersamenleving.

De blauwe reiger, ook een visser aan de waterkant, tuurt doodstil in de diepte en maakt zijn keuze. Hij strekt zijn nek uit, de kop schiet naar voren en verdwijnt achter de lange snavel aan onder water. Hij werkt de buit in één hap naar binnen. De onverteerde resten braakt hij in een bal weer uit. Aan die braakbal is te zien wat er onder water leeft. Hier ook de scharen van een rivierkreeft, want die zijn er in overvloed.

(Karien Scholten)

In haiku:

Leven uit de sloot
Opgevist en uitgebraakt
Ter spijsvertering