Moord op Dudok

Algemeen

Dit feuilleton speelt zich af in de denkbeeldige plaats Heuvellust. Alle personen hebben fictieve namen. Daar is bewust voor gekozen opdat niemand gekwetst wordt en de goedmoedigheid van de ingebouwde grappen bewaard blijft. Een goed verstaander heeft slechts een half woord nodig en zal het lokale karakter in dit spannende en grappige verhaal ongetwijfeld ontdekken. Deel gemist? Kijk op www.vierklank.nl.

door Julia van de Laan

Deel 6 Naar het dak

Wat vooraf ging: Na een lezing over het belang van de architect Dudok voor het dorp Heuvellust is boekhandelaar Wieke van Beek plotseling verdwenen... Niemand weet waar ze is, maar dan klinkt er een ijselijke gil. Kees-Jan van der Meer, hoofdredacteur van de Heuvelkoerier, gaat op onderzoek uit.

Opeens klonk er een voor de derde keer een harde gil. ‘Het komt van het dak, ik weet het zeker! Ik ga kijken,’ zei Maaike met een resoluutheid die niet bij haar tengere postuur paste. 

‘En ik ga met je mee,’ reageerde Kees-Jan meteen. ‘En jullie blijven hier.’ Als het eropaan kwam, kon hij best besluitvaardig zijn. Bovendien begon zijn journalistenbloed sneller te stromen. Hij had geen idee wat er precies aan de hand was, maar er kon altijd een goed verhaal in zitten. En áls er een verhaal was, wilde hij het wel alléén en ieder geval als eerste. Een mooie manier om de Heuvelkoerier eens goed op de kaart te zetten. 

Ringbaard, Partij van de Vooruitgang en de andere aanwezigen keken verbaasd toe. ‘Waarom mogen wij niet mee?’ sputterde Ringbaard. 

‘Omdat het een smalle binnentrap is en Maaike en ik het heel goed samen afkunnen. Bovendien zijn er nog boeken te koop. Letten jullie een beetje op? Doe het voor Wieke!’

Kees-Jan liep snel weg, Maaike achterna die door een deur aan de zijkant was verdwenen. Op de smalle wenteltrap haalde hij haar in. 

‘De deur naar het trappenhuis stond open. Dat gebeurt anders nooit! Er moet iemand over die trap naar boven zijn gegaan.’ Maaike klonk zowel geschrokken als verontwaardigd. 

‘Misschien al eerder vandaag,’ probeerde hij voorzichtig. ‘Nee, dan zou iemand in de winkel dat gemerkt hebben. We controleren voor een boekpresentatie altijd of alle deuren aan de zijkant op slot zijn. Er is al eens iemand op zoek naar het toilet bijna in de kelder gevallen.’ 

‘Loop nou maar door,’ vond Kees-Jan. ‘We moeten weten wat er op het dak aan de hand is.’ 

‘Ik durf eigenlijk niet zo goed,’ bekende Maaike. ‘Je weet nooit wat je daar vindt. Het leek wel of ik Wieke hoorde gillen.’ 

Met haar fantasie was niets mis, stelde hij vast. ‘Ach, het is vast een of ander beest. Een krolse kat of zo. Jij maakt er meteen een thriller van. Je zou een boek moeten schrijven.’ 

‘Ik lees ze liever,’ zei Maaike bijdehand. ‘Ga jij nu maar kijken, ik wacht hier wel.’ Ze duwde hem verder omhoog de trap op. Kees-Jan deed zich dapperder voor dan hij was en liep langzaam de laatste treden naar het platte dak. 

Er waren nauwelijks wolken en het dak werd spookachtig verlicht door de maan. Op het eerste gezicht was er niets bijzonders te zien. De donkere schaduwen van schoorstenen waren wel wat luguber, er lagen wat afgebrokkelde stenen en er stond een muurtje dat wit was uitgeslagen van de vogelpoep. Meer zag hij niet. Geen sporen van menselijke aanwezigheid, geen Wieke. ‘Kom maar boven!’ riep hij tegen Maaike. ‘Of ga maar weer naar beneden. Er is hier niets bijzonders.’ 

(Wordt vervolgd)