Afbeelding

Moord op Dudok

Algemeen

Dit feuilleton speelt zich af in de denkbeeldige plaats Heuvellust. Alle personen hebben fictieve namen. Daar is bewust voor gekozen opdat niemand gekwetst wordt en de goedmoedigheid van de ingebouwde grappen bewaard blijft. Een goed verstaander heeft slechts een half woord nodig en zal het lokale karakter in dit spannende en grappige verhaal ongetwijfeld ontdekken. Deel gemist? Kijk op www.vierklank.nl.

door Julia van de Laan

Deel 5 Een ijselijke gil

Wat vooraf ging: Kees-Jan van der Meer, hoofdredacteur van de Heuvelkoerier, is in de plaatselijke boekhandel bij een lezing over het belang van de architect Dudok voor Heuvellust. Het protestlied van Ronnie en de Rolkoffers helpt niet om de verhitte gemoederen tot bedaren te brengen. Maar dan lijkt boekhandelaar Wieke van Beek plotseling verdwenen...

‘Ik ga wel even kijken,’ zei Maaike, een van de verkoopsters die vanavond assisteerde. ‘Wieke hoort in de winkel, ik neem het werk in het magazijn wel van haar over.’ Binnen een minuut was Maaike alweer terug. ‘Daar is ze niet.’ ‘Ze zal toch al niet naar huis zijn,’ opperde iemand. ‘Natuurlijk niet, Wieke is altijd de laatste die vertrekt en als ze eerder naar huis moest, had ze dat zeker wel gezegd.’ Maaike was bijna verontwaardigd. 

Enkele omstanders bemoeiden zich ermee, een glas witte wijn in de hand. Ineens klonk er een ijselijke gil, een snerpend geluid dat door merg en been ging. Ronnie en de Rolkoffers stopten abrupt met hun oude rockmuziek, de gitaar bleef steken midden in een gierende uithaal.

Kunsthistorica Joke van Lunteren schrok op achter haar stapel boeken en liet haar vulpen uit haar handen vallen. ‘Wat was dat voor geluid?’ ‘Een trein,’ probeerde Kees-Jan, ‘dat geluid hoor je hier wel vaker als de trein remt op natte rails.’ 

‘Helemaal geen trein,’ bitste een oudere dame, die hij vaag van gezicht kende omdat ze bij iedere lezing in de boekhandel aanwezig was. ‘Ik hoorde duidelijk iemand gillen.’ 

‘Ik ook,’ zei Joke van Lunteren, die dicht naast Kees-Jan kwam staan alsof hij haar zou kunnen beschermen. ‘Gebeurt dat hier vaker?’ ‘Iedere avond,’ probeerde hij te relativeren. ‘Een oude gewoonte van dit dorp.’ 

‘Typisch een journalistengrapje,’ zei iemand. Het was Ronnie, de zanger van de band had zich inmiddels ook op de tafel met wijn gestort. Hij had in elke hand een limonadeglas met wijn, misschien was er eentje voor een collega van de Rolkoffers, maar gezien zijn tempo van innemen kon het ook voor hemzelf zijn. Kees-Jan keek gefascineerd toe hoe snel de zanger dronk, maar werd afgeleid door een nieuwe gil. 

‘Het lijkt wel of het gegil van het dak komt,’ meende Maaike. ‘Het dak? Welk dak?’ 

‘Het dak van het gebouw hiernaast, de boekhandel is maar een bijgebouw.’ 

‘Waarom zou het van het dak komen? Wat heeft iemand daar nu te zoeken?’ vroeg de oudere dame, nu iets minder bits. 

‘Misschien is het een vogel,’ opperde Joke van Lunteren. ‘Zitten hier soms uilen in de buurt?’ 

‘U weet duidelijk meer van architectuur dan van roofvogels. Heeft u wel eens een uil zo hard horen gillen,’ mengde Ringbaard zich in het gesprek. ‘Maar waar maken jullie je eigenlijk zo druk over?’ 

‘Wieke is weg,’ antwoordde Maaike kortaf. 

‘Nou, zij heeft mij anders tien minuten geleden nog groene thee gebracht omdat ik geen wijn drink en jullie hier geen vers sinaasappelsap hebben.’ Kees-Jan kreeg zo langzamerhand de pest in. ‘Voor verse jus moet je aan de overkant zijn, bij bistro Bankgeheim. En tien minuten geleden is niet nu. Nu is Wieke weg!’

(Wordt vervolgd)