Afbeelding

Moord op Dudok

Algemeen

Dit feuilleton speelt zich af in de denkbeeldige plaats Heuvellust. Alle personen hebben fictieve namen. Daar is bewust voor gekozen opdat niemand gekwetst wordt en de goedmoedigheid van de ingebouwde grappen bewaard blijft. Een goed verstaander heeft slechts een half woord nodig en zal het lokale karakter in dit spannende en grappige verhaal ongetwijfeld ontdekken. Deel gemist? Kijk op www.vierklank.nl.

door Julia van de Laan

Deel 3 Dudok en de cultuurbarbaren

Wat vooraf ging: Kees-Jan van der Meer, hoofdredacteur van de Heuvelkoerier, bezoekt een lezing in de plaatselijke boekhandel. Hij maakt kennis met Joke van Lunteren, de spreekster van die avond. Haar lezing gaat over de architect Dudok.

Voor de vorm ging Kees-Jan nog even op de hoek van de achterste rij zitten. Ondanks zijn gebrek aan interesse in architectuur raakte hij geboeid door het verhaal. Eenmaal op dreef kon deze dame uitstekend vertellen. Ze had aardige anekdotes paraat en liet voorbeelden zien van het werk van Dudok. Ze vertelde smakelijk over het belang van een van Nederlands beste en bekendste architecten. En ze liet zich ronduit vol afgrijzen uit over de cultuurbarbaren die de belangrijke architectonische gebouwen zomaar hadden gesloopt. Of dreigden te slopen.

Wieke had de kunsthistorica dan ook niet alleen uitgenodigd om het boek te promoten, maar ook omdat het pand van de boekhandel tegen de vlakte dreigde te gaan. Als huurder had de boekhandelaar weinig in te brengen. Niet toevallig was het blokkendoosvormige gebouwtje, net als het aangrenzende flatgebouw, een ontwerp van Dudok. Alle pogingen om het pand te behouden waren tot nu toe gestrand, omdat het officieel niet om een monument ging. En omdat, maar dat zeiden de voorstanders van de sloop er niet bij, de grond in het centrum van Heuvellust bakken geld opbracht als er luxe appartementen konden worden gebouwd. Er was zelfs het idee voor een woontoren, een ontwerp dat totaal niet paste bij het dorpse karakter van Heuvellust. 

‘Daarom,’ besloot de kunsthistorica en liet als laatste afbeelding de buitenkant van de boekhandel op het scherm zien, ‘daarom dus is het absoluut een misdaad, een moord, een gebouw van Dudok te slopen! Er is al zoveel moois verdwenen in dit land.’Wieke liep naar voren, een geagiteerd blosje op haar wangen. Ze veegde een lok van haar sluike haar naar achteren en kondigde kort aan dat het tijd was om vragen te stellen. Een raadslid van de Partij voor de Vooruitgang stond meteen op. ‘Nou mevrouw, u gebruikt wel heel grote woorden. Een misdaad, moord! We hebben het hier niet over criminelen, maar over zakenmensen met verstand van economie, die andere belangen zien dan het behoud van zo’n oud gebouwtje!’ 

Uit de rijen klonk een verontwaardigd gemompel. Het leek niet erg gepast om de van binnen en buiten fraai gerenoveerde boekhandel zo denigrerend als een oud gebouwtje te betitelen. Bovendien spreekt men in het huis van de gehangene niet over de strop. 

Nog voordat de kunsthistorica kon antwoorden, schoot een man met een ringbaardje overeind. ‘Andere belangen? Graaiers zul je bedoelen! Een oud gebouwtje? Cultuurbarbaar!’ 

(Wordt vervolgd)