(foto uit 1972 uit de digitale verzameling van Rienk Miedema
Hotel en Café Dennenhoeve De Bilt naast Station aan het Emmaplein
Het stations-koffiehuis werd in 1864 geopend. Het groeide uit tot hotel-restaurant Dennenhoeve. Deze foto uit 1914 (uit de digitale verzameling van Rienk Miedema) is genomen vanaf het station kijkend in zuidelijke richting. In 1907 was het pand aangekocht door de spoorwegen. W. Brands werd in 1913 pachter van het hotel-restaurant. Het hotel kreeg in de volksmond de naam Brands.
(foto uit 1972 uit de digitale verzameling van Rienk Miedema Hotel en Café Dennenhoeve De Bilt naast Station aan het Emmaplein Het stations-koffiehuis werd in 1864 geopend. Het groeide uit tot hotel-restaurant Dennenhoeve. Deze foto uit 1914 (uit de digitale verzameling van Rienk Miedema) is genomen vanaf het station kijkend in zuidelijke richting. In 1907 was het pand aangekocht door de spoorwegen. W. Brands werd in 1913 pachter van het hotel-restaurant. Het hotel kreeg in de volksmond de naam Brands.

Historie De Bilt als E-book beschikbaar

Algemeen

door Henk van de Bunt

Op de website van het Online Museum De Bilt verhaalt historicus Anne Doedens over Everardus Egidius Gewin; wellicht de eerste historicus van De Bilt. Gewin (1879-1961) woonde vele jaren in het Biltse Kloosterpark. Hij was de eerste, die zich inzette voor historisch onderzoek naar de geschiedenis van De Bilt en die zelf ook onderzoek daar naar deed. Hij deed daarvan verslag in het boek De Bilt. Een Utrechtsch dorp in vroeger eeuw (1916). Het boek werd in 1943 en 1991 herdrukt. 

 Doedens vertelt: ‘Gewin werd in de pastorie van Abcoude geboren als derde zoon van een dominee. Zijn grootvader Bernardus Gewin was een tijdgenoot en vriend van Nicolaas Beets en kreeg als schrijver van de Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne vrienden (1841) enige bekendheid. Zijn vader was in Utrecht een gevierd confessioneel predikant. In de necrologie van deze eerste beschrijver van de Biltse historie, van de hand van P.J. Meertens lezen we: ‘Een artikel over het kerkelijk leven in De Bilt in de 18de en het begin der 19de eeuw (1913) was een voorstudie voor een monografie van de Bilt (1916), een uit archivalische bronnen samengesteld vlot geschreven verhaal, dat een goede pers kreeg en in 1944 herdrukt werd. Dadelijk daarop begint een reeks van historische studies van christelijk maatschappelijke aard, die uitloopt op een aantal opstellen over het Réveil en waaruit zijn boek In den Réveilkring (1920) ontstaan is. Gewin is door dit boek in breder kring bekend geworden. Hij had er een groot aantal onuitgegeven brieven voor doorgewerkt, o.a. de correspondentie van Da Costa, en er het dagboek van Willem de Clercq voor geraadpleegd, zodat het vrij wat tot dusver onbekend materiaal bevatte’. 

Naamsoorsprong
Het boek begint met verantwoording over de naam De Bilt en de verbinding daarvan met de kloosters; ‘De naam De Bilt duidt op hoog gelegen land. Het behoeft volstrekt niet een heuvel (bult) aan te duiden, maar grond, die wat hooger ligt dan het aangrenzend terrein. In natte tijden, als ’t omliggende land dras en onder water stond zal De Bilt er als een drooge plek bovenuit gekomen zijn’. Al direct daarna komt Oostbroek in beeld: ‘Oostbroek ontleent eveneens zijn naam aan de bodemgesteldheid. Het duidt op lagen grond; ‘broek’ is laag gelegen, drassig grasland. In die drassige landstreek nu werd in de middeleeuwen een Benedictijner mannen- en vrouwenklooster gesticht door eenige vrome ridders..’ Het meer dan 100 jaar oude zeer lezenwaardige geschrift vervolgt met een aantal beschouwingen over bestuursinrichting, -aangelegenheden en -ontwikkeling. Vanuit de kerken gaat Gewin vloeiend over naar maatschappelijke thema’s als armenzorg, onderwijs, de brandweer en de vroedvrouw. 

Woest en ledig
In het tweede gedeelte belicht de historicus de namen van (toenmalige) straten als Steenstraat, Holle Bilt, Blauwe Schorteldoek, De Klomp, Spieringweg-Soestdijksche weg, De Achterdijk (later Burgemeester de Withstraat) en De Leijen en aansluitend maakt Gewin het onderscheid duidelijk tussen de toen in De Bilt aanwezige Vingerhoed- en Windkorenmolens. Ook aan Bilthoven Noord wijdt de auteur meerdere woorden; dit duidt er op, dat de beide kernen 100 jaar geleden al als één dorp werden gezien: ‘Ik wil nu enkele opmerkingen maken over het noordelijk deel van het dorp De Bilt. (Daarna over de verbinding met Zeist). Het noordelijk deel der gemeente - het deel dat tegenwoordig Bilthoven heet - was woeste grond. Het huidige Heidepark was heide en gras, zonder boomen en struiken. In 1826 werd de tegenwoordige Soestdijkscheweg aangelegd. 

In 1863 werd het station in het tegenwoordige Bilthoven in gebruik genomen voor de spoorlijn Utrecht-Amersfoort-Zwolle (aanvankelijk enkel tot Hattemerbroek). Bilthoven’s grondgebied was voornamelijk in handen van enkele grootgrondbezitters. Een of meer van die heeren animeerden een landman, dien zij kenden, om een klein boerderijtje dicht bij het station te doen verrijzen, in elk geval om, wanneer het plan voor dat huis, dat boerderijtje, werd volvoerd, de gelegenheid voor reizigers te geven om daar te wachten. Dat is het begin geworden van het latere hotel Brands. 

In dat gedeelte der gemeente (het huidige Bilthoven) bleef intusschen nog alles overigens ‘woest en ledig’. Maar menig liefhebber van de natuur heeft er ook toen van genoten. Op ‘de  heide’ - het gedeelte dat zich uitstrekte in de richting van Huis ter Heide zag men schaapherders met hun kudden; menige schaapskooi was op die terreinen gelegen’. 

 Gratis E-book
De E-book-versie van De Bilt. Een Utrechts dorp in vroeger eeuw’ is gratis te downloaden via de site van het Online Museum.

(foto uit 1972 uit de digitale verzameling van Rienk Miedema
Gewin schrijft: ‘Verder was de Achterdijk geplaveid (met keien wel te verstaan) tot aan de oude school (achter de kerk). Langs de bermen lagen greppels. De Àchterdijk is later Burgemeester de 'Withstraat  genaamd, naar den burgemeester (Burgemeester Jhr. Mr. Daniël de Blocq van Haersma de With (HvdB)). De oorspronkelijke naam was Veenweg, ook wel Voordorpschedijk of Blauwcapelscheweg.