De eikenstuiter galwesp.
De eikenstuiter galwesp. Foto: Rob Timmer

Gallen en Mijnen

Algemeen

Nu alle bomen, struiken en planten nog volop in het ‘blad’ staan kun je, wanneer je goed om je heen kijkt, zien hoe insecten op allerlei manieren gebruik maken van de blaadjes en stengels. Ze hebben het vermogen om de planten en bomen zodanig te manipuleren dan wel aan te pakken dat er ‘vreemde’ vormen ontstaan.

De gangen verkleuren en je kunt zeker bij de Kastanjes goed zien dat de bladeren worden aangetast. De boom kan daar best wel last van hebben bij grote aantasting. Om deze aantasting te bestrijden dien je de afgevallen bladeren weg te halen en te vernietigen. In de blaadjes zitten namelijk de verpopte larven en die gaan daar overwinteren. Mezen zijn ook gek op die larven en zoeken elk blaadje systematisch af. Ook in de bladeren van Hulst en Springbalsemien kunnen soort gelijke gangen te zien zijn.

Diverse Eikengalwespen manipuleren de boom en dan specifiek de Eik. Ze leggen een eitje maar geven de boom ook een stofje waardoor er op het blad maar ook op de steel een soort knikker gaat groeien. Midden in die knikker komt het larfje uit het ei en heeft een geheel verzorgde maaltijd om zich heen. Als het tijd wordt om zich te ontpoppen naar het imago graaft hij zich door de schil heen en klaar is kees. De knikker is eerst groen, zoals het blad, maar verkleurt in sommige gevallen naar rood/geel/bruin. Vervolgens verdroogt en verhardt deze. Ze blijven dan aan het blad zitten en vallen in de herfst mee. Je kan vaak het gaatje zien waar het beestje uit de bruine knikkers is gekropen.

Ook de Beuk heeft een soortgelijke gast. Deze legt ook zijn eitjes op een blad. Op het blad verschijnen dan precies op de nerven allemaal kegeltjes. Het zijn net hele kleine kaboutermutsjes. Er zijn nog diverse andere vormen van manipulatie van de groei. Bij een Populier ontstaat een soort knoop in de steel van het blad. Bij de Tamme Kastanje vervormt het blad in kromme bladeren. Bij Dennen kunnen de stammen in een soort S gaan groeien. Bij sommige bomen, zoals bv. de Berk, een als een sigaar opgerold blaadje.

Erratum
In een vorig artikel vertelde ik dat het zgn. Mediteriaanse Draaggatje zijn naam mogelijk te danken had aan de gaatjes die de mierensoort zou maken in de grond. Dit is echter niet de reden voor de naamgeving; deze is gelegen in het feit dat wanneer de mier zijn ‘aanvaller’ eerst had gebeten hij/zij zich omdraait en een bijtende stof spuit. Het moest dus echt letterlijk worden genomen.

(Rob Timmer - Hollandsche Rading)

Tamme kastanje.