Een tekening van Maurits van Eyck van een later door Willem Carel baron van Boetzelaer afgebroken boerderij ‘De Morgen’.
Een tekening van Maurits van Eyck van een later door Willem Carel baron van Boetzelaer afgebroken boerderij ‘De Morgen’.

Het dagboek van Maurits Eyck van Zuylichem

Algemeen

door Henk van de Bunt

Op de voorgevel van het landhuis aan de Maartensdijkse Dorpsweg staat met goudkleurige letters de naam Eyckenstein. Een eeuw lang was Eyckenstein eigendom van de familie Eyck; Adriaan van Eyck, burgemeester van Utrecht, werd in 1777 eigenaar. De familie Eyck was echter geen naamgever van Eyckenstein: het huis had deze naam al. Uit archiefstukken blijkt dat de naam in het verleden op verschillende manieren geschreven is, zoals: ‘Eyckensteyn’, ‘Eikenstein’, ‘Eikensteyn’, ‘Eikesteyn’ en ‘Eyckenstein’.

Familie Eyck (vanaf 1818 met toevoeging ‘van Zuylichem’) was tussen 1777 en 1876 eigenaar en bewoner van Landgoed Eyckenstein in Maartensdijk. Er is in deze periode zeer veel met het landgoed gebeurd, met name onder Maurits Eyck van Zuylichem. Maurits heeft in een dagboek nauwkeurig bijgehouden wat hij allemaal op het landgoed gedaan heeft. De redacteuren Anne Doedens en Pieter van Hees van het Online Museum De Bilt vonden het dagboek in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Op 14 juli presenteerde het Online Museum De Bilt een uitgave van De Aantekeningen van Maurits Jacob Eijck over Eyckenstein, die hij maakte over de periode van 1651 tot 1852; Eijck geeft met 1651 een stukje voorgeschiedenis van voor zijn tijd. Pieter van Hees en Anne Doedens hebben de tekst uitgegeven en van commentaar voorzien en het werd aangeboden aan de familie Van Boetzelaer, de huidige eigenaar van Eyckenstein’.

Oorspronkelijk
Er is hard aan gewerkt om de handgeschreven teksten om te zetten naar goed leesbaar getypte tekst. Pieter van Hees, één van de redacteuren, antwoordt op de vraag ‘Waarom maken we het manuscript van Maurits Jacob Eyck openbaar?: ‘Op die vraag is meer dan een antwoord mogelijk. In de eerste plaats vertelt het geschrift ons iets over de visies op de natuur en de veranderingen in die visies in de loop van de tijd. Nu, in onze eeuw, zien we overal een verlangen om de oorspronkelijke natuur (wat dat ook moge zijn) terug te brengen. Bossen worden gekapt, niet inheemse bomen gaan eruit, heide wordt afgeplagd om zandverstuivingen te maken, beken en rivieren moeten ongereguleerd kunnen stromen. Bouwland en weiden vormen we om tot schraal of in het geheel niet bemest land om daar een diversiteit aan grassen, bloemen en kruiden te laten groeien en we proberen de daarop reagerende fauna te laten terugkeren of op zijn minst te behouden’.

Wereld winnen
'Grootgrondbezitters waren daarentegen eigenlijk al vanaf het begin van de 17e eeuw bezig hun bezit juist te verfraaien en het zo in te richten, dat het voldeed aan de tuinarchitectuur die toen in de mode was. Dat was eerst de classicistische, geometrische tuin. Eind 18e eeuw kwam de romantische tuin in de mode, die ook wel Engelse landschapstuin werd genoemd. Ook Eyck deed daar, zo beschrijft hij het, volop aan mee. Hij koos voor fraaie boompartijen, kronkelende wandelpaden, slingerende watergangen, en hier en daar follies (bouwsels die eigenlijk alleen maar het oog moesten strelen). En uiteraard een fraai landhuis’. ‘Maar er is meer’, zo vervolgt Van Hees: ‘Een landgoed moest ook geld opbrengen. Dat was daarvoor ook al wel het geval, maar nu kreeg bij Eyck en bij zijn mede-grootgrondbezitters de bosbouw grote aandacht. Daar was in Nederland, dat nog vol was met woeste onontgonnen gronden, een wereld te winnen. En Eyck deed volop mee’.

Bossen
In het dagboek komen pagina’s lang, jaar in jaar uit, van 1803 tot 1832, de aanplanting van nieuwe bossen, het onderhoud van bossen, de opbrengst van het hout en de voorkeuren voor bepaalde bomen aan de orde. Op berkenbos viel niet veel te verdienen, al experimenteerde hij met klompen en meubels maken van berkenhout. Sparren en dennen waren favoriet. Je leest hoe je die moest opkweken en poten en ook het uitdunnen van de sparrenbossen kreeg alle aandacht. Niets ging verloren. De uitgedunde stammetjes waren bruikbaar als aanmaakhout, bonenstaken en tabak-spijlen. Eyck liet een tabaksschuur bouwen. Dat gebeurde in die tijd met name in de Gelderse vallei wel vaker. Maar tabak was door het klimaat een product met een risico. Vermoedelijk was het niet echt winstgevend. Van Hees vertelt verder: ‘Natuurlijk lezen we ook over het huis en de tuin. Verbouwingen, soms met tegenslagen, passeren de revue, aankoop van boerderijen en land komen aan de orde en tevreden constateerde Eyck, dat het landgoed een mooi aaneengesloten geheel werd en dat zelfs zicht op de Domtoren mogelijk was. En in de nieuwe paardenstal konden wel tien paarden staan.’

Sociaal
Wat ontbreekt zijn sociale details. Je leest niets over pachters, bosarbeiders en hun lonen. Wel over het bouwen en onderhouden van arbeidershuisjes, maar over de bewoners weinig tot niets. Van Hees: ‘We weten niet of hij geliefd was bij zijn personeel. Er is een enkele bron die daar een negatief oordeel over geeft, maar of dat oordeel te vertrouwen is - dat roept twijfel op. Wel schrijft hij dat hij en zijn zoon vele uren in regen, wind en koude hebben doorgebracht om toe te zien op alle werkzaamheden in de bossen en bij het graven en aanleggen van wegen en sloten. Veel aandacht gaat dan ook uit naar de waterhuishouding. Zo veel mogelijk probeerde Eyck gebruik te maken van waterwegen om hout, turf, mest en dergelijke te vervoeren. Het was sneller en - niet onbelangrijk - het was goedkoper dan met paard en wagen of met een kruiwagen’.

Waarde
De waarde van dit manuscript is volgens van Hees vooral, dat het een schakel is in de geschiedenis van een landgoed dat in de 17e eeuw ontstaan is en dat, uiteraard hier en daar wat gewijzigd in omvang, nog steeds als landgoed functioneert. Het bleef niet in dezelfde familie, maar het is door de nieuwe bezitters ook al meer dan een eeuw met zorg beheerd en wie het verhaal van Eyck leest en het vergelijkt met het huidige beheer van het landgoed zal zeker ook veranderingen vaststellen. En het is aan de lezer deze ten goede of ten kwade te duiden. Van Hees tenslotte: ‘Eyck streefde ernaar om van Eyckenstein een van de mooiste landgoederen van de provincie te maken. Dat is door hem waargemaakt. En dat is het ook nu nog’.

Om dit fascinerende verslag bereikbaar te maken voor alle geïnteresseerden, is gekozen voor een digitale uitgave, die op de site van het Online Museum kan worden gedownload. 

‘Chateau de Maartensdyck’, een tekening uit ca. 1825 van J.J. de Cloet. (foto Utrechts Archief)
Met een druk op de knop zet Otto van Boetzelaer de aantekeningen van Maurits Jacob Eyck voor iedereen online.