Groen is gras
Groen is gras

Groen is gras

Algemeen

‘De meeste mensen denken: Groen is gras en gras is groen’. Zo begon een goede vriend vaak zijn verhaal over grassen uit de veehouderij. Hij had een ruime kennis van de grassoorten uit de ons omringende weilanden. Grassen met mooie namen als Fioringras, Geknikte vossenstaart of Kamgras. Tijdens een wandeling, vaak met de polsstok, wees hij op de grassen die smaak en geur geven aan hooi. Daarbij liet hij ons kauwen op een sprietje Reukgras, met een zoete, toffee-achtige smaak. Of plukte Pitrus om te tonen hoe het witte merg uit de stengel werd gerold, als pit voor olielampjes. 

De samenstelling van het veevoer is in de loop van de tijd veranderd en daarmee is de soortenrijkdom in grasland afgenomen. Traditioneel werd er minder vaak gemaaid en de grasoogst werd vooral opgeslagen als hooi in de hooiberg. De oude hooilanden liggen vaak op arme grond, maar zijn botanisch rijk. Kruiden als Ratelaar, Boterbloem, Bevertjes en Walstro geven kleur aan het landschap en trekken insecten en weidevogels aan. Gekleurde aren van Rood zwenkgras, Veldzuring en Witbol geven dit hooiland een roze waas. Langs de slootkant groeit Kalmoes, waarvan de extracten ook smaak geven aan Deventerkoek en Berenburg.

Modern diervoer is een rekensom van suiker, eiwit en vezel/structuur, en gras wordt geselecteerd op snelle groei. In boerengraslanden ziet men het liefst grassen met een hoge voederwaarde, zoals Engels raaigras en Timothee.

Het dieet van de koe bepaalt de smaak van de melk.

(Karien Scholten)