Op 't bankje

Algemeen

De somberte van de donkere dagen voor Kerstmis wordt enigszins verlicht door de vele lichtjes die je overal ziet. Sterren voor de ramen, kerstbomen in huizen en ook in veel tuinen staan bomen met lampjes. Overal zie je mensen met volle boodschappentassen en karretjes lopen. Er wordt flink ingekocht want bij Kerstmis hoort flink gegeten en gedronken te worden. Ik stel me voor hoe het tweeduizend jaar geleden in de kerstnacht geweest moet zijn. Geen plaats in de herberg en in de stal zal het beslist koud en donker geweest zijn. Ik probeer me ook voor te stellen hoe het gegaan zou zijn als het in deze tijd had plaatsgevonden. Zo aardig zijn we nou ook weer niet tegen vreemdelingen. Als ik bij mijn vertrouwde bankje kom zie ik dat er iemand op ligt onder een oude paardendeken. Ik schrik er een beetje van en aarzel of ik op het plekje dat nog overblijft wil gaan zitten. Ik besluit het toch doen, het is tenslotte ook een beetje mijn bankje. Als ik net zit komt de jonge man die er ligt half overeind. Hij heeft een ongeschoren, maar vriendelijk gezicht. 'Wilt u het Straatnieuws kopen?', vraagt hij en haalt een blad uit een plastic tasje. Ik moet een beetje lachen. Ik neem de situatie in ogenschouw en constateer dat het bepaald niet aangenaam moet zijn op deze manier te liggen. 'Is het niet een beetje koud zo buiten op een bankje?', vraag ik. Hij glimlacht en komt nu helemaal overeind. 'Ach mijnheer, ik ben het al een beetje gewend. Ik heb net een paar uur bij de supermarkt gestaan, maar de mensen gaan meestal naar iets anders kijken als ze mij zien staan. Ik heb er maar een paar verkocht.' Ik bedenk dat ikzelf ook vaak met mijn houding geen raad weet als ze met Straatnieuws bij de supermarkt staan. Aan de ene kant wil ik vriendelijk groeten, aan de andere kant vind ik dat ik er dan ook een moet kopen en dat wil ik niet altijd. 'Slaap je ook buiten?', vraag ik. Voor mijn gevoel zijn daklozen mensen die altijd in de open lucht moeten slapen. Hij glimlacht en zegt: ''Nee hoor, meestal haal ik voldoende geld op om een slaapplaats te betalen en ik ben gelukkig niet verslaafd. Als je moet scoren voor drugs wordt het heel wat moeilijker. Ik heb gewoon zelf een rotzooi van mijn leven gemaakt. Schulden, relatie naar de knoppen, huis uitgezet en zo kwam van het een het ander. Maar ik ben niet zielig hoor, ik ben op mijn manier best gelukkig met mijn bestaan. Ik denk altijd dat het misschien allemaal nog een keer goed gaat komen.' Ik weet niet wat ik er op moet zeggen, maar voel veel sympathie voor de man. 'O.k., geef me maar een Straatnieuws', zeg ik dan maar. Ik pak mijn portemonnee en zie dat ik alleen een briefje van twintig euro heb. Weer is er die twijfel. Wat zal ik doen, als ik vraag of hij kan wisselen zal hij dat vast niet kunnen. Dan zie ik weer veel mensen met uitpuilende boodschappentassen voorbij komen. Een en al overdaad en mijn besluit staat vast. Ik geef hem het twintig eurobiljet. 'Laat maar zitten', zeg ik met een royaal gebaar. Ik wens hem prettige Kerstdagen, maar ben er zeker van dat ik tijdens het kerstdiner nog wel eens aan hem zal denken.

Maerten (2002)