Heleen Jansen danst te midden van haar leerlingen.
Heleen Jansen danst te midden van haar leerlingen.

Fakkel van hoop en passie bij flamencovoorstelling

Algemeen

Echte flamenco hoort pijn te doen, volgens de kenners, en pijn werd er geleden, afgelopen zondagavond.

In de zinderende finale van een lange, gepassioneerde en altijd oprechte ontmoeting tussen het extreem-vrouwelijke en het radicaal-manlijke, bekroonde flamencolerares Heleen Jansen haar voorstelling Antorcha (fakkel) met de ultieme afwijzing van haar eeuwige geliefde, erbij kijkend alsof ze had overwonnen, zich wellicht niet realiserende wat ze zojuist had verstoten.

Bij flamenco gaat het niet om de schoonheid, maar om de durf om emoties te tonen en ziel en zaligheid in bewegingen om te zetten. Een kunstvorm die alle lef eruit gooit en weigert zich te verbergen achter het masker van de schoonheid: dat is echte flamenco. Of, in de woorden van de grote 'aficionado' Félix Grande: 'De kracht van de dood kan het leven vernietigen, maar heeft de dood meer kracht dan het herrezene? Wij herrijzen, in de ernstige warmte van de cante (zang). Dat wat er aan ons gestorven is, herrijst en kijkt ons aan. En dan stroomt ons leven weer, het leven dat naar zichzelf kijkt tot in zijn diepste innerlijk, vol, heel zijn herinnering komt naar boven: in al zijn ongeluk en heel zijn wonderbaarlijkheid. En één moment lang is het alsof het universum, de tijd, en ons wezen elkaar kussen op de wang: en er glijdt een traan langs. Een traan die niet slechts vertwijfeling is: hij is onstuimige levenslust vol mededogen.'

Deze prachtige voorstelling van Heleen Jansen en haar leerlingen, afgelopen zondag in het H.F. Wittecentrum, vol liefde, erotiek en wanhoop, deed elke toeschouwer even boven zichzelf uitzweven, zich groter en beter voelen dan hij eigenlijk is, en terugdenkend aan verloren liefdes die wellicht ten onder gingen in de agressieve strijd van passie en emotie, waarin ook de flamenco, met al zijn woedende gestamp, geklap en getik zo uitmunt.    (Peter Schlamilch)