Afbeelding

Workshop 'Vogels kijken'

Algemeen

door Walter Eijndhoven

Dinsdag 23 oktober gaf Camilla Dreef, vogelaar en ambassadeur Vogelbescherming, een mini workshop 'vogels kijken' in de Bilthovense Boekhandel in Bilthoven. Kinderen én volwassenen genoten van haar verhalen over vogels van diverse pluimage, van goudhaantje tot lepelaar en van uil tot patatmeeuw en hoe zij ertoe kwam om vogelaar te worden.

Vogels kijken kun je altijd en overal. Of je nu thuis, in een luie stoel, achter het raam zit, vanaf je balkon, al schoffelend in de tuin, of in bos, park of langs het strand wandelt. Tijdens de workshop gaat Camilla uitgebreid in op haar nieuwste vogelboek 'Kwie, kwie, kwie, kwie', een boek vol verhalen over vogels en geschreven voor jonge vogelaartjes, vanaf negen jaar.

Vogelen
Camilla is al van jongsaf gek op de natuur, maar is pas op latere leeftijd gaan 'vogelen', vogels kijken dus. 'Veel gezinnen in Nederland hebben een hond of een kat, of beide', vertelt Camilla. 'Helaas kon ons gezin geen hond of kat houden, dus ging ik op zoek naar andere huisdieren. Ik begon met het verzamelen van slakken. Uiteindelijk had ik een bak vol van die dieren en mijn ouders spoorden mij aan om alle slakken toch maar weer vrij te laten, want dieren willen graag in vrijheid leven, legden zij uit'. Dat laatste leek haar heel aannemelijk en dus gaf Camilla alle slakken de vrijheid. Maar ja, wat nu? Als je van dieren houdt en je hebt geen hond of kat en wilde dieren leven liever buiten in het bos.

Zien is kennen
Via het vogelboekje 'Zien is kennen' uit 1938 kwam zij in aanraking met vogels. Camilla: 'Dat boekje stond op de boekenplank van mijn vader en ik bladerde daar wat in en zo is mijn liefde voor vogels gegroeid. Overal kom je vogels tegen, ook als je midden in de stad woont. Op een dag zag ik een heel mooi vogeltje in de tuin, maar wist echt niet wat dat was. Al bladerend in 'Zien is kennen' kwam ik erachter dat ik mijn eerste goudhaantje (kleinste vogel van Nederland) had gezien en toen was ik verkocht. Ik schafte allerlei vogelgidsen aan en werd uiteindelijk steeds beter in het herkennen van vogels. En toch blijft vogels herkennen moeilijk, vooral als je op afstand een vogel op naam moet brengen. Tjiftjaf en fitis of matkop en glanskop (mezensoort) zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. Of wat te zeggen van dat kleine stipje hoog in de lucht? Is dat nu een buizerd of een wespendief?'

Zwarte specht
Voor vogelaartjes in spe gaf Camilla diverse adviezen. Begin eerst met vogels in de tuin en daarna pas met vogels in bos en heide, weide, park en sloot en plas. 'Als je die eenmaal kent, kun je overgaan op specifiekere vogelsoorten', legt Camilla uit. 'Soorten die onregelmatig in Nederland voorkomen of zelfs heel zeldzaam zijn. Als je de meest algemene soorten kent, ga je ook de zang beter leren kennen en hoor je ook de diverse contact- en alarmroepen'. Graag wilde zij eens een zwarte specht zien, een specht zo groot als een kraai, helemaal zwart met een rood petje op zijn achterkop. Camilla: 'Om die vogel te zien, ging ik naar het Deelerwoud, op de Veluwe. Deze vogels houden van stille en grote bosgebieden. Daar, in het Deelerwoud zag ik mijn eerste zwarte specht. Na veel zoeken, hoorde ik opeens 'Kwie kwie kwie' en wist meteen dat is 'm'. Uiteindelijk zag zij deze specht op een boom. Dankzij deze ontmoeting gaf zij haar nieuwste boek de titel 'Kwie kwie kwie'.

Patatmeeuw
Na haar middelbare school koos Camilla natuurlijk voor een studie biologie aan de universiteit. Gedurende haar studie deed zij onder andere onderzoek naar lepelaars en kleine mantelmeeuwen. 'Tijdens mijn onderzoek naar de kleine mantelmeeuw kwam ik erachter hoe interessant deze vogels zijn', vertelt zij. 'Eén van deze vogels broedde op Texel, maar er was in die periode weinig voedsel voorhanden. Met een zendertje konden wij een vrouwtje volgen en ontdekten dat deze vanaf Texel naar Amsterdam vloog en vanaf daar, langs de kust weer naar haar nest op Texel. Wij noemden deze vogel de 'patatmeeuw', omdat hij in Amsterdam rondscharrelde, op zoek naar voedsel voor haar jongen'. Camilla en haar team ontdekte dat deze meeuw op één dag liefst 372 kilometer aflegde.

Tot slot gaf Camilla Dreef nog een laatste advies: 'Ga met kinderen veel de natuur in, want zij houden van avontuur in bos en veld en geef hen pas op hun twaalfde jaar eventueel een eigen verrekijker; de motoriek van kinderen is pas op hun twaalfde voldoende om een zware kijker vast te houden. En wie weet worden zij dan ook door het vogelaarsvirus gegrepen'.