Een viervleklibelle
Een viervleklibelle Foto: Wim Westland

Zeldzame insectensoorten floreren in de Westbroekse Zodden

Algemeen Natuur & Milieu

Vlinders, libellen en sprinkhanen profiteren van aangepast beheer

door Henk van de Bunt

Ten noorden van de stad Utrecht beheert Staatsbosbeheer het natuurgebied de Westbroekse Zodden. Dit laagveenmoerasgebied is vooral bekend om zijn trilvenen met een rijkdom aan zeldzame planten. Sinds Staatsbosbeheer de legakkers gefaseerd maait, nemen de insecten toe. Het hoge gras en kruiden bieden beschutting, voedsel én geschikte plekken om eieren af te zetten voor tal van soorten; vooral wilde bijen, libellen, sprinkhanen en vlinders verschijnen weer op plekken, waar ze jarenlang afwezig waren. Voorheen werden deze legakkers geheel gemaaid omdat ze meer gebruikt werden als beheerpaden voor (grote) machines, dan dat ze een natuurfunctie hadden.

Dagvlinders als bruin zandoogje, kleine vuurvlinder en icarusblauwtje nemen toe omdat planten als diverse grassen, schapenzuring en moerasrolklaver zich ook uitbreiden. Dit zijn de waardplanten van deze vlinders en zetten hier hun eitjes op af, waarna de rupsen van deze planten eten.

Een soort die erg profiteert van het laten staan van de vegetatie is de moerassprinkhaan, een ('Rode Lijsten' zijn lijsten waarop per land de in hun voortbestaan bedreigde dier- en plantensoorten staan). Deze sprinkhaan is inmiddels geen rode-lijstsoort De sprinkhaan is in sommige delen van het reservaat met honderden aanwezig. Sprinkhanen zetten hun eitjes af in de grond of op delen van grassen. Voor bepaalde soorten dient het gras als voedsel.

Bert Bos-pad
Door het gebied loopt een gemarkeerde wandelroute, die de naam draagt van boswachter Bert Bos, die zich enorm heeft ingezet voor de Westbroekse Zodden. Men kan het reservaat verkennen door dit pad te volgen; het wandelpad van ongeveer 5 km. voert langs moerasbos, schraallanden en rietvelden met hun kenmerkende planten- en diersoorten. Men kan van twee kanten het reservaat in; vanaf de Kerkdijk te Westbroek en vanaf de Graaf Floris V -weg te Hollandsche Rading. Bij elke in gang is een paneel geplaatst met informatie over de wandelroute en het planten- en dierenleven in de Westbroekse Zodden. Ook langs dit pad is de kans groot om van juli tot oktober de moerassprinkhaan te zien en te horen. Het geluid van deze sprinkhaan is te herkennen aan een knappend of tikkend geluid, dat het mannetje maakt. Het lijkt op het geluid van schrikdraad. De soort is in de vorige eeuw gestaag achteruitgegaan als gevolg van biotoopvernietiging, verdroging en vermesting, maar neemt nu weer toe in Nederland. Andere sprinkhanen, die voorkomen in het gebied, zijn de bruine sprinkhaan, kustsprinkhaan en veenmol.

Petgaten
Ook libellen en waterjuffers komen steeds meer voor. Enerzijds is het aanleggen van petgaten van belang; daar zetten zij de eitjes af op waterplanten. Anderzijds biedt de vegetatie beschutting en voedsel, in de vorm van andere insecten die op de grassen leven! Soorten die men kan aantreffen zijn de gewone soorten als lantaarntje, vuurjuffer, viervlek en gewone oeverlibel. Daarnaast in Nederland zeldzaam geworden Rode Lijstsoorten als vroege- en, smaragdlibel en glassnijder. De groene glazenmaker is verdwenen uit het gebied. Vermoedelijk zijn de Amerikaanse rivierkreeften (een exoot) de boosdoeners. Zij eten o.a. het krabbenscheer op, waar de groene glazenmaker van afhankelijk is. Daarentegen wordt de gevlekte witsnuitlibel steeds vaker gespot.

Gefaseerd
Staatsbosbeheer maait de legakkers gefaseerd. Dat betekent dat een deel van de vegetatie gemaaid en afgevoerd wordt. Omdat het afvoeren van gewas verschralend werkt, geeft dat een grotere variatie aan planten in de toekomst. Ook spaart men zo deels de aanwezige insecten én eitjes van insecten, die overwinteren in de overblijvende grasstroken. Zie voor informatie www.staatsbosbeheer.nl

De Westbroekse Zodden.
Een vuurvlinder
Zonnedauw (Drosera) is een geslacht van vleesetende planten in de Zonnedauwfamilie en telt rond de tweehonderd soorten. De botanische naam Drosera is Oudgrieks. De zonnedauw lokt, vangt en verteert insecten door een glinsterende, kleverige substantie aan diens tentakeltjes. De prooi dient om de plant te voorzien van voedingsstoffen die vrijwel afwezig zijn in de bodem waar de planten leven. De meeste zonnedauw leven in moerasachtige gebieden