Richard van Staa was als student betrokken bij de Watersnoodramp
Richard van Staa was als student betrokken bij de Watersnoodramp

Verhalen over de Watersnoodramp van 1953

Algemeen Historie

door Walter Eijndhoven

Vorige week herdacht Nederland de watersnoodramp, die zich 65 jaar geleden voltrok, in de nacht van 31 januari op 1 februari. Een ramp met ruim 1.800 doden tot gevolg, verdronken vee en een enorme schade aan huizen. Velen konden nadien niet spreken over hetgeen hen overkwam, maar langzamerhand komen de verhalen los, ook bij inwoners van gemeente De Bilt.

Tijdens die vreselijke nacht van 31 januari op 1 februari overstroomde een gebied van ongeveer 150.000 hectare in de provincies Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant. In het hele gebied woonden toentertijd ongeveer 600.000 mensen. 1836 mensen verdronken, waarvan 865 in Zeeland, 677 in Zuid-Holland, 247 in Noord-Brabant en 7 in Noord-Holland. Naderhand stierven nog eens 40 mensen aan hun ontberingen. Uit een lijst met de namen van alle omgekomen slachtoffers van het Rode Kruis bleek Schouwen-Duiveland het zwaarst getroffen. Op 8 september 1953 kwam het Rode kruis met een nieuwe lijst. Hieruit bleek dat 1.796 mensen waren verdronken, maar er bleken op dat moment nog 164 mensen te worden vermist, waaronder 32 reeds geborgenen, maar die nog niet geïdentificeerd konden worden.Uit allerlei berichten bleken uiteindelijk 1.836 mensen verdronken, in plaats van 1.835. De laatste bleek een meisje te zijn, die geboren was in de nacht van 31 januari op 1 februari. Haar ouders konden haar niet op tijd aangeven. Nog diezelfde nacht overleed het meisje, tijdens de storm. Naast 1.836 mensen kwamen ook veel dieren om, waaronder 47.000 stuks vee en 140.000 kippen.

Verhalen
De laatste jaren komen steeds meer verhalen over de Watersnoodramp los. Slachtoffers, vrijwilligers en hulpverleners willen toekomstige generaties laten weten wat toen gebeurd is. Ook gemeente De Bilt heeft diverse inwoners die de Watersnoodramp hebben meegemaakt. Na een oproep in De Vierklank kwamen diverse reacties binnen op de redactie.

Studenten
Eén van hen is Richard van Staa uit Bilthoven. Geboren in Nederlands-Indië, waar zijn ouders een fabriek hadden. 'Na het afronden van mijn middelbare school wilde ik graag een studie doen aan de Technische Hogeschool (TH) in Delft (nu: TU Delft). Dus ben ik naar Nederland vertrokken. In 1953 studeerde ik nog en hoorde die bewuste zondagochtend van 1 februari 1953 over de watersnoodramp. Om meer over het nieuws te horen, fietste ik naar mijn studentensociëteit in Delft, omdat wij daar een radio hadden. Zelf was ik niet in het bezit van een radio. Met een stuk of wat studenten luisterden wij geïnteresseerd naar vele, vaak verwarde mededelingen. Pas aan het eind van de middag bestond enige duidelijkheid over de omvang van de ramp'. De volgende dag luisterden Van Staa en andere studenten opnieuw naar het nieuws over de ramp in Zeeland, tot een telefoontje binnenkwam, waarbij zij, en andere studentenverenigingen, werd gevraagd een bus te huren en te gaan helpen. 'Met een aantal studenten zamelde ik geld in, om een bus te huren. Toen de bus voorreed, haalden wij nog meer studenten op bij twee andere sociëteiten en samen met een hoogleraar reden wij maandagochtend 2 februari naar het zuiden'. Van Staa en zijn collega studenten sleepten twee dagen lang met zandzakken, om de dijken te verstevigen. 'Aan het eind van die twee dagen werden wij opgehaald met een bus en konden wij een paar uur slapen, in een loods. De volgende dag gingen wij weer naar huis en werden wij naar de sportschool van de Hogeschool gebracht om te douchen en te eten. Hier werden wij ook kort ontvangen door het bestuur van de (toenmalige) hogeschool en werd ons verteld hoe trots zij waren op hun studenten'.

Wethouder
Ook Rien Balemans uit Bilthoven heeft herinneringen aan de Watersnoodramp. 'Ik weet mij nog veel te herinneren over die vreselijke dag, 1 februari 1953', vertelt hij. 'Wij woonden toen met het hele gezin in Zevenbergschen Hoek, in West-Brabant. De vrijdag en zaterdag stormde het al en wij luisterden constant naar de berichten op de radio, in die tijd hadden wij nog geen tv'. Dat het ernstig zou worden bleek al snel. Balemans vervolgt: ' In de vroege ochtend van zondag 1 februari rende mijn vader in paniek ons huis binnen en schreeuwde dat wij 'eruit' moesten, dat wij 'anders zouden verdrinken'. Als wethouder van de gemeente Zevenbergen had hij namelijk zojuist poolshoogte genomen van de situatie bij Moerdijk, had de dijkdoorbraak van het Hollands Diep waargenomen en gezien dat bij een volgende vloed zich een ramp ging voltrekken. Terug naar huis fietsend, reeds door het stijgende water, sprak hij nog een boerin met haar dochter aan. Later bleek dat zij beiden zijn verdronken'.

Tweede vloed
Vóór de tweede vloed is het gezin naar familie in Hoeven gefietst, waar zij gedurende zes weken geëvacueerd zijn geweest'. Balemans: 'Terwijl ons gezin naar Hoeven vertrok, bleef mijn vader achter. Er was veel werk te verrichten. Hij richtte een crisiscentrum in, in de hoger gelegen pastorie. Samen met onder andere brandweer, politie en leger werd getracht hulp te bieden tijdens de uren die volgden. Zij stuurden rubberboten het water op om, waar mogelijk, mensen te redden uit hun vaak benarde omstandigheden'. Dit was echter ondoenlijk, de boten werden teruggeblazen door de harde wind. Er was geen doorkomen aan. Nadat de storm vele slachtoffers had gemaakt, kwam hulp uit het hele land op gang. 'Daarbij denk ik altijd 'negen miljoen mensen hielpen één miljoen mensen'', legt Balemans uit. In de jaren '50 telde Nederland ongeveer 10 miljoen inwoners. 'Mijn vader had als wethouder bepaalde privileges. Enkele weken na de ramp zijn wij met een bootje het gebied ingegaan. Die beelden vergeet ik nooit meer. Overal lag dood vee en huizen stonden onder water, of waren ingestort'.

Na zes weken tijdelijk dijkherstel en het leegpompen van de polders, mochten de inwoners weer naar hun eigen huis. Een dikke laag modder bedekte het huis van de familie Balemans. 'Gelukkig waren mijn ouders niet materialistisch. Meubels en dergelijke zijn vervangbaar, alleen ons sierduifje was verdronken. Ik weet dat mijn moeder daarvan erg ontdaan was'.

Vorderingscommissie
In 1938 kochten de schoonouders van Irma Hoogenraad uit Hollandsche Rading een vakantiehuis in Renesse, op Schouwen Duiveland. Twee jaar later echter werd het huis van de familie Hoogenraad gevorderd door de toenmalige 'vorderingscommissie' en, nadat het weer vrijkwam, na de tweede wereldoorlog, werd het huis in Renesse nogmaals gevorderd, ten tijde van de Watersnoodramp. Uiteindelijk kwam het huis in 1956 pas vrij. Direct na de watersnoodramp werd het Rampenfonds opgericht. Vanuit het hele land werd veel geld opgehaald, zodat de slachtoffers kleding, meubels en andere goederen konden aanschaffen. 'Tijdens de eerste hulp had iedereen recht op een paar lederen schoenen. Helaas ontstond onderling veel afgunst', vertelt Hoogenraad. 'De arme bevolking werd vaak een paar leren schoenen geweigerd, omdat zij altijd op klompen hadden gelopen en met leren schoenen er dus op vooruit zouden gaan. Velen wilden niet dat armeren zouden 'profiteren' van de gevolgen van de watersnoodramp'.

Nog vaak hebben Irma en Edsart Hoogenraad het over de gebeurtenissen van toen. Hoogenraad: 'Ongeveer 45 jaar geleden kwamen wij langs Kerkwerve, toen wij een kwekerij zagen. Wij kwamen met Van der Wekke ,de kweker, in gesprek en het bleek dat hij Maartensdijk kende. Zijn ouders hadden eerst in Tuindorp (toen gemeente Maartensdijk) als evacuees van de ramp mogen wonen, in het huis waarvan de eigenaar in het buitenland was. Bij terugkeer van de eigenaar moest het gezin Van der Wekke naar een ander onderkomen, Persijn. Dit werd al lange tijd niet meer bewoond en het was er koud en vochtig. De zoon was militair in Soesterberg en ging vaak naar zijn familie daar. Omdat het niet goed ging met zijn moeder, consulteerden zij vaak de huisarts in Maartensdijk. Het toeval wilde dat mijn man, Edsart, 45 jaar geleden huisarts was in Maartensdijk. Er is een mooie vriendschap uit voortgekomen'.

Een ander toeval was ook dat de opa van de apothekersassistente wel was omgekomen. De huisjes van Moriaanshoofd werden bij de doorbraak bij Schelphoek in één keer weggevaagd. Gelukkig hadden alle andere bewoners van het buurtschap wel een veilig heenkomen kunnen vinden op de overgebleven dijk en in de 'Heerenkeet'. Hoogenraad: 'Hij was achtergebleven, omdat hij de dijk vertrouwde. Deze dijk had het immers ook gehouden tijdens de inundatie door de Duitsers in 1944. Dit verhaal hoorden wij van Mina, de vrouw van de kweker, die toevalligerwijs ook in Moriaanshoofd woonde, als jong meisje'.

Verborgen helden
Pas op de herdenking in 2003 kwamen veel verhalen naar buiten En niet alleen verhalen vol leed. 'Een vriendin van mij vertelde dat zij tijdens de drie dagen van evacuatie veel had gespeeld met poppen en met haar broertjes en zusjes. Zij had nog nooit zoveel plezier gehad in haar leven, zich totaal niet bewust van de overstroming in Zeeland', vertelt Hoogenraad. Maar ook kwamen verhalen los over 'verborgen' helden, zoals een overbuurman die op een stuurloze boot sprong in een haventje. De hele nacht, tijdens de storm, wist hij de boot bij de dijk weg te houden. 'Als hij dit niet had gedaan, had de boot vast en zeker de dijk geramd, was een gat ontstaan en was het achterland ondergelopen. En waren nog meer mensen verdronken', legt Hoogenraad uit.

Volgende week woensdag volgt deel 2 over de gebeurtenissen rond de Watersnoodramp in 1953. Hoogenraad: 'Ouderen die de ramp bewust hebben meegemaakt, dachten dat God's hand hierin een rol heeft gespeeld, daarom spraken zij nooit over de ramp. Nu zij ouder worden, willen zij graag dat hun verhalen worden opgeschreven'.


 

Rien Balemans : 'Negen miljoen mensen hielpen één miljoen mensen'.
In 1938 kochten de schoonouders van Irma Hoogenraad uit Hollandsche Rading dit vakantiehuis in Renesse, op Schouwen Duiveland