Afbeelding

Op 't bankje

Algemeen Op het bankje

Als ik bij het bankje kom schrik ik me rot van wat ik aantref. Allemaal lege blikjes, plastic flesjes en peuken. Het ergste is dat ook het bankje vernield is. Ik sta er even stil naar te kijken en vraag me af wie dat gedaan hebben. De linkerkant van het bankje is zo erg vernield dat je er niet meer kunt zitten. Het zal dus wel moeilijk worden voorbijgangers naar me toe te lokken voor een praatje. De rommel vind ik nog niet zo'n probleem, die gooi ik daarom maar meteen in de afvalbak die naast het bankje staat. Een oudere statige man met een hoed die langskomt houdt stil en bekijkt waar ik mee bezig ben. 'Wat een troep hè, hoe komen ze erbij ze moesten...', als hij merkt dat ik zo druk bezig ben dat ik toch niets hoor zwijgt hij. Ik kijk even op en zeg hoofdschuddend: 'Vroeger had je de leus: Met hetzelfde gemak gooi je 't in de afvalbak.' De man knikt beamend, maar heeft toch ook wel een logische verklaring waarom dit nu gebeurt. 'In mijn tijd hadden we geen blikjes en flesjes waren van glas waar statiegeld op zat. Je was blij als je die in kon leveren voor een zakcentje.' Als ik alle rommel heb opgeruimd veeg ik met een paar papieren zakdoekjes het bankje en mijn handen schoon en gooi die keurig in de prullenbak. 'Zo, dat ziet er weer redelijk uit', zeg ik voldaan. 'U mag plaatsnemen.' De man aarzelt even, kijkt nauwlettend of het bankje inderdaad goed schoon is en gaat dan behoedzaam zitten. Ik pas er nu nog net naast en de man kijkt vergenoegd voor zich uit 'Ach, die vernielzucht is van alle tijden', zegt de man. 'Ik heb altijd met jongeren gewerkt en ik hoor altijd maar weer dat het vroeger beter was. Onderzoek wijst uit dat het vandalisme door jongeren juist minder is geworden. Ze roken en drinken minder en hebben later seks. Hangjongeren worden meestal als veroorzakers van het probleem gezien, maar hangjongeren zijn er altijd geweest. Als ik jongeren tegenwoordig bij elkaar zie, zie ik ze alleen maar op hun iPhone turen. Zolang ze dat doen kunnen ze geen dingen vernielen.' Ik moet glimlachen om de man waarvan ik juist gedacht had dat hij wel op de jeugd van tegenwoordig zou afgeven. Hij veronderstelt dat de daders die het bankje hebben vernield en veel rommel hebben achtergelaten misschien op een feestje geweest zijn dat ze niet genoeg afleiding heeft gegeven. Het maakt mij wel nieuwsgierig naar de manier waarop hij in zijn werk met jongeren is omgegaan. Hij vertelt werkzaam geweest te zijn in de jeugdzorg en daardoor veel in aanraking is geweest met echte probleemjongeren. 'Als je de achtergronden kent ga je heel anders tegen de problemen aankijken en dan is wat hier gebeurt is maar een peulenschil.' De man weet zelfs bij mij enig begrip op te brengen voor de situatie die ik hier aantrof, maar om dat goed te keuren is een stap te ver. De rommel is opgeruimd, maar ik zit wel met een kapot bankje. Wie gaat dat repareren en wanneer. Ik heb er weinig vertrouwen in dat het herstel snel uitgevoerd zal zijn en dat ontmoetingen met allerlei mensen uit de samenleving zoals die op het bankje al jaren plaatsvinden doorgang kunnen vinden. Misschien kunnen lezers van De Vierklank die de bijdragen van Op 't bankje waarderen een oplossing bieden. Maerten zal degene die een mooi nieuw bankje weet te ontwerpen waarmee hij zijn gesprekken met voorbijgangers kan hebben heel dankbaar zijn.

Maerten