De basisschool Kanisius in Moentilan.
De basisschool Kanisius in Moentilan.

Ontberingen in jappenkampen roepen nog altijd emoties op

Algemeen Historie

door Guus Geebel

Op dinsdag 15 augustus worden bij het monument bij gemeentehuis Jagtlust de slachtoffers van de Japanse bezetting in Azië herdacht. In 1945 capituleerde Japan op die datum, waarmee ook in voormalig Nederlands-Indië een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog. Jet de Groot-Ritico uit Bilthoven maakte als kind de bezetting in verschillende jappenkampen mee.

De ouders van Jet de Groot kwamen uit Den Helder. Haar vader was in Nederlands Indië als machinist gaan varen bij de Bataafse Petroleum Maatschappij (BPM). In de machinekamer van het schip waarop hij voer kreeg hij een ongeluk met zijn ogen. Hij werd daarna bij een BPM olieopslagplaats op het eiland Poeloe Samboe tewerkgesteld. Poeloe Samboe ligt in de Straat van Malakka niet ver van Singapore. De olie werd daar opgeslagen in drums. Haar vader heeft in die tijd een verbetering in de sluiting van drums uitgevonden. Daar is patent op gekomen en de sluiting is naar hem vernoemd. Jet werd in 1937 als vierde kind in het gezin geboren in Tjilatjap, een havenstad aan de zuidkust van Java. De eerste drie kinderen zijn op Poeloe Samboe geboren.

Oorlog
In 1939 ging het gezin met verlof naar Nederland. In Europa liepen de spanningen toen al op. 'Toen we na een half jaar teruggingen was het Suezkanaal al gesloten en moesten we omvaren', vertelt Jet. 'Weer terug in Indië kwamen we terecht in Soerabaja. Daar werd in 1940 nog een broertje geboren. Na het uitbreken van de oorlog in Nederland in mei 1940 werd mijn vader overgeplaatst naar Padang op Sumatra. Daar woonden we toen op 7 december 1941 de Japanse aanval op Pearl Harbour plaatsvond en een dag later ook Nederland de oorlog aan Japan verklaarde. Olieopslagplaatsen werden toen zoveel mogelijk vernietigd. Mijn vader kreeg opdracht om weer naar Soerabaja te gaan, maar op 27 februari 1942 was de Slag in de Javazee en daarom gingen we naar Tjilatjap. Tjilatjap was de enige haven die nog gebruikt kon worden. Van daaruit gingen de laatste schepen naar Australië. De stad was helemaal platgebombardeerd. Met militairen en mensen van het Rode Kruis kwamen we daarna weer in Soerabaja, nog voordat de Jappen daar landden. Mijn vader is er niet meer aan het werk gegaan, want kort daarna kwamen de Jappen in de stad en werd mijn vader afgevoerd naar een mannenkamp. We hebben tot na de bevrijding niets meer van hem vernomen.'       

Verzorging
'Ons gezin telde op dat moment vijf kinderen. Twee jongens en drie meisjes. We woonden zonder vader in een gemeubileerd huis van de BPM. Kort daarna werden we net als alle andere Europeanen naar een met prikkeldraad omheinde wijk in Soerabaja gebracht. We hadden daar een voorhuis met een terras. Er waren toen nog mensen die toegang tot het kamp hadden, waardoor we ook aan eten konden komen. We woonden daar totdat we op transport werden gesteld naar Moentilan', vertelt Jet. 'Ik heb geen idee hoe mijn moeder het klaar heeft gespeeld om ons te verzorgen. Het was best een verwende vrouw en ze had vroeger voor alles bedienden. Mijn zes jaar oudere zus nam wel al een heleboel over. Dat is zo fijn in een gezin. Ik had weer veel met het jongste broertje. Mijn oudste broer Frans was er toen ook nog bij. Die ging later naar een jongenskamp. De verantwoordelijkheden werden eigenlijk vanzelfsprekend overgenomen door de kinderen.'

Moentilan
'Mijn eerste herinnering aan de oorlog is het transport met de trein van Soerabaja naar Moentilan. Van een militair in die trein kreeg ik een pop die ik het hele kampleven bij me heb gehouden. Ik herinner me vooral de zorg voor de kleinsten. In Moentilan hebben we het langst gezeten, zeker wel twee jaar. Iedereen werd aan het werk gezet. Een van de vrouwen was kampbegeleidster. Ze kwam uit Den Helder en stond echt voor de mensen. Ze protesteerde wanneer er een idiote straf was of wanneer er geen eten werd uitgedeeld. Ze lette erop dat de ziekenboeg goed verzorgd werd. Er waren nog veel nonnen en daar hadden de Japanners toch wel respect voor. Het was in Moentilan niet zo hard als later in Ambarawa. Als kind beleef je de honger en dorst anders. Mijn moeder ruilde 's nachts  haar sieraden voor eten. Ze zei later dat haar trouwring het enige was dat ze bewaard heeft. We moesten het meestal doen met een tapiocapapje. Er werd heel creatief gehandeld om aan voedsel te komen. Er waren groentetuintjes waar mijn oudste zus slakken vandaan haalde.'

Ambarawa
Later gingen we naar Ambarawa waar mijn oudste broer Frans in een jongenskamp zat. Hij moest overleden jongens begraven. Na Ambarawa hebben we ook nog in Banjoe Biroe gezeten. In beide kampen niet langer dan een jaar. In Banjoe Biroe maakten we de bevrijding mee. We leden veel honger en waren allemaal vel over been. Toen mijn vader eind 1945 weer bij zijn gezin kwam was het een wrak. Hij was altijd een zwaargebouwde man, maar woog nu nog maar 50 kilo. Hij is tijdens de oorlog steeds op Java gebleven. Wel is hij tweemaal met een schip op weg geweest naar Birma, maar die schepen keerden allebei terug. Hij is erg gemarteld en was flink beschadigd. Hij is heel veel op zijn hoofd geslagen en toen we weer in Nederland waren werd hij op 47-jarige leeftijd voor 100 procent afgekeurd. Hij vertelde er nooit over, maar hij had een diepgaande haat tegenover Japanners.'

Bevrijding
'Wij zijn in Banjoe Biroe bevrijd door Goerka's, Indiërs die in het Engelse leger zaten. Ik herinner me dat het hek openging en ik die mannen zag met hun pluimen. Het waren engelen voor de kampbewoners.' Jet schiet nog vol bij de herinnering aan dat geweldige moment. Het was al bekend dat de bevrijding nabij was maar het moment dat de Goerka's het kamp binnenkwamen was geweldig. We mochten niet uit het kamp, maar het was wel feest. Mijn broer kwam toen ook weer bij ons en mocht blijven. We werden daarna door de Japanners beschermd omdat het buiten het kamp niet veilig was. Voor mijn moeder was dat erg.'

Inentingen
Van Banjoe Biroe gingen we naar een kamp in Batavia waar de kinderen inentingen tegen kinderziektes kregen. Die waren nodig om de terugreis naar Nederland te mogen maken. Het gezin zou compleet naar Nederland gaan, maar toen werd mijn broer van 17 opgeroepen voor militaire dienst in Indië. Mijn moeder heeft toen gezegd we gaan met het hele gezin of we blijven hier. Met hulp van de BPM en het Rode Kruis is dat voorkomen. Mijn moeder zei verontwaardigd, dat jong heeft verdorie heel lang in het jongenskamp gezeten en dan willen ze hem meteen in het leger stoppen. Hij mocht uiteindelijk mee met het gezin maar moest op de Oranje wel corvee doen om de reis te betalen. Mijn moeder is door de kampbelevenissen een sterke vrouw geworden.'

Naar Nederland
'Toen in juni 1946 de Oranje de sluizen in IJmuiden binnenvoer stond daar de Irenebrigade, die als mascotte een bok had. Ik had nog nooit een bok gezien.' Jet vertelt dat de emoties rond de herinnering daaraan weer bovenkwamen toen zij tien jaar geleden een boottocht van Amsterdam naar IJmuiden maakte. In Nederland werd het hele gezin opgevangen door een oudere zus van haar moeder en haar man in Santpoort. 'Ze waren kinderloos en namen ons hele gezin een jaar lang liefdevol op. Mijn oom en tante hadden voor de oorlog in Indië gewoond en hadden veel begrip voor onze situatie. Ze hebben ons heel goed op de rail gezet. Mijn oom zorgde onder meer voor de scholen. We hadden lang geen onderwijs gekregen. In augustus 1946 werd ik wat bijgespijkerd en zo kon ik in de tweede klas van de lagere school komen. Dat tijdje dat we in Batavia waren hebben we wel wat leren schrijven en rekenen. Ik leerde toen schuin schrijven maar hier moest dat rechtop en daar heb ik altijd last van gehouden.'

Bootkind
Jet vindt het jammer dat ze nooit een werkende vader heeft gekend. 'Hij werd meteen in Nederland gepensioneerd. Er is nog wel geprobeerd een hersenoperatie uit te voeren.' Ze vertelt dat je aan boord van de Oranje merkte dat mensen teveel aten. Het was een reactie op de honger die ze geleden hadden. 'Mijn zusje was constant misselijk. We hadden het geluk dat we bij familie in huis kwamen met ook nog ervaring in de tropen, maar veel anderen kwamen in pensions waar nauwelijks begrip bestond voor hun ervaringen. Wij kwamen in juni 1946 terug in Nederland en in februari 1947 is in Nederland nog een zesde kind geboren. We woonden toen nog bij onze tante in Santpoort. Het is heel bijzonder dat er uit twee mensen die totaal uitgemergeld waren een gezond kind ter wereld kwam. Ze noemden dat in die tijd een bootkind omdat het op de boot verwekt is.' Jet is samen met haar man Hans tweemaal terug geweest in Indonesië. Op 15 augustus gaat ze altijd naar de herdenking van de vrouwenkampen in Bronbeek.

Het voormalige jappenkamp in Moentilan is nu een katholieke basisschool.
Jet: ‘Als kind kun je veel aan, maar het blijft je altijd achtervolgen.’