Op 15 augustus gaat Tineke Koornwinder-Last weer naar de herdenking van de Japanse bezetting in Bilthoven.
Op 15 augustus gaat Tineke Koornwinder-Last weer naar de herdenking van de Japanse bezetting in Bilthoven.

Geschreeuw uit het jappenkamp klinkt lang na

Algemeen Historie

door Guus Geebel

Tineke Koornwinder - Last uit Maartensdijk was nog maar een klein meisje toen Japan in 1941 voormalig Nederlands Indië binnenviel. Kort daarna begon voor haar een leven als hel in jappenkampen. De sporen daarvan voelt zij zowel geestelijk als lichamelijk nog dagelijks. 'Als je dit allemaal hebt meegemaakt blijf je wel een zekere blijheid met je meedragen, omdat je nu vrij bent. Je kunt ook beter relativeren en verbaasd zijn als je ziet hoe sommigen zich druk maken om een kleinigheid.'

De vader van Tineke Koornwinder was bij de onderzeedienst van de marine en werd in 1937 uitgezonden naar toenmalig Nederlands Indië. Zijn vrouw en dochter kwamen enige tijd later naar Soerabaja in Oost-Java, waar na enkele maanden Tineke werd geboren. Kort na het uitbreken van de oorlog met Japan werd haar vader als vermist opgegeven. Het schip waarop hij voer zou op een mijn gelopen zijn. Doordat hij vermist was bleef bij Tineke's moeder de hoop bestaan dat hij nog leefde. Later werd duidelijk dat hij was omgekomen. 'Mijn moeder, mijn zus en ik werden al gauw geïnterneerd in een met prikkeldraad en vlechtmatten afgezette wijk in Soerabaja. In het begin was er nog wel wat groente en fruit te koop, maar het werd al spoedig minder.'

Transport
Enige tijd later ging het gezin met de trein op transport. 'Het was een heel lange reis en we kwamen terecht in kamp Moentilan.' Het kamp was een klooster geweest en lag aan de weg van Magelang naar Jogjakarta aan de voet van de vulkaan Merapi. Van Moentilan herinnert Tineke zich dat ze er in kleine houten bedjes, waar stinkende wandluizen inzaten, boven elkaar sliepen. 'Door de Jappen werd er met straffe hand geregeerd. De vrouwen moesten hard werken. Allemaal onzinnige dingen doen, alleen om ze af te matten. Ook moesten ze wacht lopen en als ze dan een Japanner tegenkwamen moesten ze een prevelementje houden, zoals in het Japans tot tien tellen. Als dat hem niet zinde, omdat als ze niet diep genoeg boog of een hapering had, dan kreeg die vrouw een aframmeling.' Tineke Koornwinder was nog maar een kind en omdat de moeders werkten moesten kinderen zich maar zien te vermaken. 'Mijn paar jaar oudere zus moest op mij passen. Mijn moeder zei steeds tegen haar, pas op je zusje. Ze heeft er een complex van gekregen', zegt Tineke lachend.

Wreedheden
De verschrikkingen die mensen moesten ondergaan staan Tineke Koornwinder nog steeds helder op het netvlies. 'De jappen waren ontzettend wreed en sadistisch. Ze pakten gemakkelijk hun broekriem om de vrouwen ermee van langs te geven. Er waren vrouwen die doodsangsten uitstonden om wacht te lopen, want als er maar iets mis ging kregen ze een pak rammel. Ze lieten mensen urenlang rechtop in de brandende zon staan. Normaal praten deden ze nooit, ze schreeuwden altijd.' In het kamp werd een van de geïnterneerde vrouwen aangewezen als kamphoofd. Zij werd afgerekend op alles wat de jappen niet aanstond. 'Ik heb als kind gezien hoe die vrouw in een soort kerker werd afgerammeld. Dat heb ik zo vreselijk gevonden dat ik daar vijftig jaar mee bezig was. 's Morgens stond ik op met dat beeld en 's avonds ging ik ermee naar bed. Dat beeld was gewoon steeds bij mij. Ik ben daarvoor in psychotherapie geweest waar ik veel aan gehad heb.'

Eten
'We kregen heel weinig te eten in de kampen en er was altijd honger. 's Morgens kreeg je een klodderig soort stijfselpapje en 's avonds een lepeltje rijst met wat groente. Daar moesten we het mee doen. De weinige bezittingen die mensen nog hadden werden soms geruild om aan eten te komen. Mijn moeder had het bloesje dat ze aanhad geruild voor eieren voor ons. Ik weet nog dat we toen in het donker bij de latrine een eitje kregen. Tineke Koornwinder vertelt dat er een grote saamhorigheid onder de vrouwen was. 'Als er een kindje jarig was werd er voor een kleinigheid gezorgd. Er werd ook veel stiekem gedaan. Kinderen mochten bijvoorbeeld geen onderwijs krijgen, maar mijn moeder heeft mij met kartonnen kaartjes het alfabet geleerd. Zo heb ik leren lezen. Het moest allemaal stiekem, want als het ontdekt werd was Leiden in last.' De zus van Tineke Koornwinder kreeg kampkoorts het heeft het ternauwernood gered. Elke dag werden er dode mensen op een kar het kamp uitgedragen. Soms verhuisden we om veiligheidsredenen naar een ander kamp. 'Dan werden we in legertrucks vervoerd en moesten matrassen op ons hoofd doen omdat er van alle kanten op ons geschoten werd. We kwamen op een gegeven moment in een gevangenis terecht. Voor we ons matje daar konden spreiden moest we eerst een werkplaats met weefgetouwen leeghalen en moesten er lijken opgeruimd worden. Dat zag ik allemaal als kind. Op dag hoorden we in het kamp dat we bevrijd waren, maar dat betekende geen feest. We moesten evengoed beschermd worden, want het bleef gevaarlijk.

In Nederland
In april 1946 kwamen moeder en dochters met de Kota Agoeng aan in Nederland. 'We hebben geluk gehad, want van een transport waarmee mijn moeder eerst wilde gaan werden de kinderen in een bus geladen die in brand gestoken werd.' Een warm welkom was er niet in Nederland. 'We kregen maar weinig kleding en dus hebben we het erg koud gehad. Maar ook hier was alles op de bon.' Het gezin trok eerst in bij familie en kreeg op een gegeven moment in Den Helder een huisje toegewezen. 'Mijn moeder had een piepklein pensioentje. Ze was daar verontwaardigd over, omdat haar man toch zijn leven voor het vaderland had gegeven. De familie had nauwelijks begrip voor wat wij hadden meegemaakt. Die hadden de Duitse bezetting meegemaakt en vonden dat wij daar altijd alleen maar gefeest hadden.' Tineke Koornwinder kwam in Nederland in de derde klas van de lagere school terecht. Ondanks dat er weinig geld was, heeft ze toch met een beurs de middelbare school kunnen doen. Ze vindt dat bij de jaarlijkse herdenking op 4 mei dit deel van de oorlog nauwelijks aandacht krijgt. Verbijsterd is zij over de uitnodiging enkele jaren geleden van de Japanse minister van Buitenlandse Zaken, die een reis naar het moderne Japan aanbood om het verdriet te verwerken. 'Dat hoeft voor mij echt niet.' De moeder van Tineke Koornwinder overleed op 85-jarige leeftijd. Zij heeft met haar nooit meer over de kamptijd willen spreken. 'Ik met mijn kinderen trouwens ook heel weinig. Als kind kun je wel veel aan, maar het blijft je toch achtervolgen.'

In 2009 sprak collega Guus Geebel met de in Soerabaja geboren Tineke Koornwinder. Tineke vertelde o.a. over het kamp Moentilan. Enkele weken nadien bezocht Guus Geebel het kamp in eigen persoon Lees verder op pagina 13.