Op 't bankje

Algemeen Op het bankje

Een man komt met drie jongens van rond de tien jaar bij me op het bankje zitten. Ze zijn met de fiets en de man vertelt dat het kleinkinderen van hem zijn. 'Het is weer een drukke periode voor mij en mijn vrouw. We hebben van onze vier kinderen inmiddels tien kleinkinderen en het is al een beetje traditie dat er in de vakantieperiode een paar komen logeren. Meestal komen ze wanneer ze terug zijn van vakantie met hun ouders. We wonen in een boerderijtje en ik heb wat kippen, konijnen, schapen en een pony. We hebben ook nog een flinke moestuin. Ruimte is er genoeg en werk trouwens ook. Deze kinderen wonen in de stad en vinden het bij ons altijd fijn. Of niet jongens', vraagt hij zonder een antwoord te verwachten. Ze knikken wat nonchalant maar ik maak eruit op dat ze het ermee eens zijn. 'Maar ze moeten ook hard werken hoor, beesten voeren, hokken schoonmaken en allerlei andere klusjes. Er is altijd wel wat te doen. Maar vandaag gaan we naar het Spoorwegmuseum. Oma heeft lunchpakketjes voor ze gemaakt. Kom jongens, eerst je brood eten voor we verder gaan.' De jongens halen meteen de pakketjes uit hun rugzakjes. 'Vooruit jongens, aanvallen maar', zegt opa. Zelf pakt hij ook zijn pakketje uit z'n tas. 'We hebben op dit moment zes kinderen te logeren. Drie meisjes en deze drie. We hebben er de hele vakantie door wel een paar. Soms nemen ze vriendjes en vriendinnetjes mee. Wij vinden het wel leuk, maar ze moeten allemaal wel meehelpen. Maar dat weten ze van tevoren. De meisjes gaan vandaag met oma in de tuin aan het werk. Boontjes plukken, onkruid weghalen en allerlei andere klusjes. Meestal zijn ze 's avonds behoorlijk moe en dan gaan ze al vroeg slapen.' Het is een tijdje stil, want als de katjes muizen dan mauwen ze niet. Als ze klaar zijn met eten worden de jongens wat onrustig. 'Opa, gaan we na het Spoorwegmuseum ook nog naar de Dom. Ik heb gehoord dat als je erop staat heel ver kan kijken', zegt kleinzoon Remco. De andere twee jongens zijn ook meteen enthousiast. 'Maar weet je wel dat de toren 112 meter hoog is en dat je om boven te komen 465 treden moet beklimmen', zegt opa. 'Ik ben er vroeger verschillende keren op geweest en voor mij hoeft het niet meer. Als jullie willen wacht ik wel beneden op een terrasje, dan kunnen jullie van boven af kijken of je me ziet zitten', zegt hij lachend. Het is mooi helder weer en opa stelt voor dat als ze de dom willen beklimmen ze dan maar op een andere dag naar het Spoorwegmuseum gaan. De jongens vinden dat een uitstekend idee. Twee van de jongens zijn bovendien wel eens eerder in het Spoorwegmuseum geweest, maar op de Dom nog nooit. De opa zegt dat hij ze eerst wat informatie over de toren zal geven. Met zijn smartphone zoekt hij de wikipediagegevens op. Hij vertelt dat de toren in 1382 klaar was. Hij vertelt verder wat over de klokken die in de toren hangen, de Beeldenstorm en de orkaan die in 1674 oorzaak was dat kerk en toren gescheiden zijn. De jongens worden steeds enthousiaster en stellen allerlei vragen. Als opa een antwoord niet weet zoekt hij het op met zijn smartphone. 'Eigenlijk vind ik het wel een goed idee, want als jullie de Dom opgaan kan ik lekker uitrusten' zegt hij met een glimlach. Opeens krijgen ze haast om verder te gaan en in tijd van een mum zijn ze vertrokken.

Maerten